Troonrede met aandacht voor zorgen
Een „visionaire Troonrede” was het niet. Wel had de rede meer dan voorgaande jaren een thematische insteek: de zorg over de economische crisis.
Geen gortdroge opsomming van allerlei beleidsmaatregeltjes, maar „een visionair verhaal over wat er aan de hand is in de samenleving.” Dat was wat vicepremier Bos het liefst wilde. Een visionair verhaal werd het niet. Maar de Troonrede had wel, net als in 2002, het karakter van een „staat van de natie”, een rede die ingaat op het gemoed en de gevoelens in de samenleving.
Koningin Beatrix zei al in haar vierde zin: „Mensen verliezen hun baan, het aantal faillissementen neemt snel toe, jarenlang opgebouwde vermogens slinken en de overheidsfinanciën vertonen onvermijdelijk grote tekorten.” Ze sprak over het aangetaste „vertrouwen in instituties” in de financiële sector en hun bestuurders. „Door dit alles groeit bij velen de onzekerheid over de toekomst”, aldus de koningin.
Ook in het vervolg van de, relatief korte, Troonrede stond de economische crisis centraal. Het ging over „morele tekortkomingen in het functioneren van markt en maatschappij” en over „fundamentele keuzes” die nodig zijn voor „een economisch en sociaal krachtig Nederland.”
De Troonrede was de afgelopen jaren vooral een verzameling gortdroge beleidsmatige en departementale mededelingen. Elk ministerie leverde een stukje tekst, en het ministerie van Algemene Zaken maakte er een geheel van en haalde er een nietje doorheen. Nu had de rede meer samenhang. De regering manifesteerde zich als een soort commentator van de wereld en de natie.
In die zin leek de Troonrede van 2009 wel wat op die van 2002. Toen, een paar maanden na de moord op Pim Fortuyn, sprak de koningin over het „gevoel van onbehagen” onder veel burgers: „een toenemende onveiligheid die als bedreigend wordt ervaren, een grote instroom en onvoldoende integratie van nieuwkomers, en achterblijvende kwaliteit onder meer in de zorg en in het onderwijs.”
Het idee van Bos voor een visionaire Troonrede kreeg veel kritiek. Vooral oud-bewindslieden vreesden een politisering van het koningschap. Een visionaire Troonrede zou in strijd komen met de positie van de koningin als symbool van de eenheid van het land.
Puur staatsrechtelijk was die kritiek onjuist. De Troonrede wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van een zittend kabinet. Het is dus per definitie een politiek verhaal, hoezeer het kabinet ook probeert het zo neutraal mogelijk op te schrijven.
In de Grondwet staat dat jaarlijks door of namens de koning „een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid” wordt gegeven. Wat nu precies onder „een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid” wordt verstaan, is onduidelijk. Het kan een opsomming van beleidsvoornemens zijn, het kan evenzeer gaan om een beschrijving van de staat van het land; zolang het maar over regeringsbeleid gaat.
De Duitse Bondskanselier Schmidt sprak ooit de gedenkwaardige woorden: „Wer Visionen hat soll zum Arzt”; wie visioenen heeft moet naar de dokter. Het kabinet lijkt zich die uitspraak op tijd te hebben herinnerd.