Bonnen schrijven in een uitgeputte zandput
Het riet wuift; het water kabbelt. Achter een onverbiddelijk bordje ”Verboden toegang” bij Maarn gaat een onwaarschijnlijk fraai natuurgebiedje schuil. Een buizerd scheert laag over.
De Zanderij Maarn is een voormalige zandafgraving van de Nederlandse Spoorwegen. Duizenden en duizenden kuubs zand haalden de NS op deze locatie, pal naast de A12, uit de grond. Met wagonnetjes is het materiaal door heel Nederland afgevoerd.In de Utrechtse Heuvelrug resteert een flink gat. Van de hoogste top tot het diepste puntje is pakweg 30 meter. Een landschapsarchitect heeft de zandput ingericht tot een glooiend natuurterrein; een slingerende waterplas met een heus eilandje.
Het ruim 40 hectare grote natuurgebied is in 2002 voor 30 jaar in erfpacht gegeven aan het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijn. Het schap wil het terrein, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), graag openstellen voor recreanten. Provincie en gemeente zijn echter nog wat huiverig. De druk op de natuur mag niet te groot worden.
Het rustgebied herbergt een schat aan beestjes en bloemetjes. In een oud, met zand afgedekt transformatorhuisje woont een vleermuizenfamilie. Een tunneltje biedt toegang tot het donkere hol. Aan de overkant, tegen een steile zandwand huizen oeverzwaluwen. Regelmatig duiken reeën en vossen op. En valken, buizerds en havikken.
De voormalige zandafgraving oefent een grote aantrekkingskracht uit op bezoekers. Bijzonder opsporingsambtenaar Ron Bosch en agent Jan Jaap van Eckeveld –„wijkagenten in het bos”– houden samen het afgesloten terrein in de gaten. Ongenode gasten gaan onherroepelijk op de bon. „Mensen moeten eens weten wat ze aanrichten.”
Op een tweede pinksterdag was het goed fout. In een „kurk- en kurkdroge” periode bouwt een gezin –vader, moeder, twee kinderen– een feestje op het eilandje van de waterplas. Compleet met vreugdevuur. Van Eckeveld moet zijn bonnenboekje pakken: open vuur 180 euro, betreden van verboden terrein 60 euro per persoon. „De twee kinderen hebben we maar door de vingers gezien. Net zoals het vissen zonder vergunning.”
Bosch stuurt zijn stoere 4x4 over de smalle zandpaadjes rond de voormalige afgraving. Verrekijker op het dashboard, wapen op de heup.
De strenge handhaving werpt zijn vruchten af. „Het aantal overtredingen loopt fors terug. Jaren geleden schreven we nog honderden bonnen per jaar. Dit jaar heb ik nog maar bar weinig geschreven.”
Toch moeten Bosch en Van Eckeveld met enige regelmaat achter ongewenste gasten aanrennen. „Als ze ons zien aankomen, maken ze zich snel uit de voeten. Soms gaan ze met kleren en al te water om te ontkomen.”
De toezichthouders weigeren overtreders te laten gaan zonder bon. „Mensen die we bekeuren vragen altijd of we het niet bij een waarschuwing kunnen laten. Nou, dat doen we dus niet. Bij de ingangen staan duidelijke borden: Verboden toegang. Bezoekers zijn dus al gewaarschuwd.”
Soms maakt Van Eckeveld een uitzondering. De agent stuitte eens op een duiker in de waterplas. „We hebben hem naar de kant geroepen. Gelukkig kwam hij. Want ik ga echt het water niet in om ’m te halen.”
De buitenlander, waarschijnlijk een Pool, verstond geen woord Nederlands. „We hebben ’m maar laten gaan. Ik wil niet zo’n vieze duiker op m’n achterbank. En als we hem aanhouden, zitten we een halve dag met ’m op het bureau.” De agent grijnst. „Soms moet je een kosten- en batenanalyse maken.”
Toezichthouder Bosch geniet van het gebied. „Zie je die zwerfkeien daar? Die zijn in de ijstijd uit Scandinavië hier naar toe gekomen.” Hij rijdt verder. „Kijk, daar loopt een konijn.”
Dit is het dertiende deel in een serie over borden met de tekst ”Verboden toegang”.