Als oudste broer en zus trokken ze veel met elkaar op. Dat doen ze nog steeds, al is het minder dan vroeger. Over zijn broodwinning hoeft kunstenaar Jan den Ouden echter niet te praten met zijn zus. Jan heeft alles met kunst, zus Alie van Meuwen-den Ouden niets. „Ik snap er niets van. Ik heb er ook núl interesse voor.”
De begroeting is allerhartelijkst. Een kus, gevolgd door een „en gefeliciteerd, hè?” van zus Alie. Jan kijkt ietwat verbouwereerd. Hij miste het mailtje over de geboorte van een kleinkind van zijn oudste zus deze morgen. „Je doet al leuk mee”, plaagt hij dan. Jan (53) heeft vier kleinkinderen, Alie (51) nu drie.
„Jij praat wel, hè?” zegt Alie als broer en zus zitten. „Ik dacht het niet”, antwoordt Jan. Gewoonlijk is Alie de prater, Jan de denker. „Broer, broer, waarin heb je me laten verzeilen”, verzucht de Waddinxveense, quasi-verontwaardigd over het interview.
Jan en Alie trokken veel met elkaar op in het Bergambachtse gezin waarin zij werden geboren. Met een verschil van twee jaar waren ze dan ook sterk op elkaar aangewezen. Drie jaar na Alie kwam Arie Wim, twee jaar later Anja. In 1972 volgde nakomertje Marjanne.
Vader was slager. „De beste”, zegt Jan stellig. Naast Den Ouden waren er nog twee andere slagers in het dorp. „Zo was dat in die tijd.” Bergambacht telde ook drie bakkers, die alle drie klant waren bij slager Den Ouden. „Die hielden we te vriend door de koekjes bij de ene bakker te halen en brood bij de andere twee”, vertelt Alie.
Huiselijke sfeer
Het gezin stond bekend om zijn huiselijke sfeer. „Er kwamen altijd mensen over de vloer, voor een kopje koffie of een praatje”, kenschetst Alie.
Toch praatten de gezinsleden onderling niet veel. „Denk jij van wel?” vraagt Alie, weifelend. „Onze ouders hadden niet veel tijd”, bevestigt Jan.
Alie geeft een voorbeeld om duidelijk te maken dat alles in het gezin om het bedrijf draaide. „Toen mijn moeder moest bevallen van Marjanne bracht mijn vader haar naar het ziekenhuis in Gouda. Daarna ging hij weer terug: de slagerij bleef open. Moeder moest in haar eentje bevallen, op haar 41e.” Jan: „Logisch: vader wás de zaak.”
Zoals de kinderen in elk middenstandsgezin werden Jan en Alie geacht mee te helpen. „Zakjes vouwen”, meldt Jan. „Elke klant kreeg gehaktkruiden mee, in papieren zakjes. Op maandagmiddag moesten Alie en ik die vouwen; moeder zat klaar om ze te vullen.”
Desondanks bleef er nog tijd voor Jan en Alie over om samen te spelen. Belletje trekken bijvoorbeeld. „Dat deed Alie vooral”, grapt Jan. Hijzelf wist ook wat kattenkwaad was. „Weet je nog van die krant die in de sloot dreef met een dopje erop?” vraagt Alie. Jan schudt zijn hoofd. „Jij zei dat ik wel op de krant kon staan om dat dopje te pakken en liep weg. Man, ik was bijna verdronken. Vader kwam ervoor uit de winkel rennen om mij uit de sloot te halen.”
Het gezin Den Ouden kerkte in de hervormde gemeente van Bergambacht, met predikanten als W. Vroegindeweij en H. van der Post. Jan: „Vader sprak wel over wat hem had geraakt in de preek. Hij is een prater.” „Ma is dat wat minder”, reageert Alie. „We zongen vaak bij het orgel. We waren een echt christelijk gezin.” Jan: „Ik weet nog dat vader in die hoge slachtplaats vaak psalmen zong, samen met de knecht die nergens meer aan deed.”
Op zijn achtste blijkt Jans kunstzinnige aanleg. Dat leidde soms tot merkwaardige toestanden. „Zoals die keer dat ik op Marjanne moest passen, terwijl ik wilde tekenen”, vertelt Jan. „„Dan doe je dat toch beneden”, zei moeder.” Dat gebeurde. „Toen ging het flesje met Oost-Indische inkt over het tafelkleed”, vult Alie aan. „Dat kwam door de vurigheid waarmee hij werkte.”
Jans creativiteit kwam tot uiting in tekeningen, maar ook in andere dingen. „We deden thuis altijd veel spelletjes”, memoreert Alie. „Het populairste spel bij ons en de vriendjes en vriendinnetjes was Tour de France. Dat had Jan bedacht. Hij had altijd inspiratie om iets te maken.”
Beetje vreemd
Jans ouders stimuleerden diens kunstzinnige prestaties. „Altijd. Eerst vonden ze die drang wel een beetje vreemd, maar moeder had er belangstelling voor en pa betaalde alles”, zo vat hij samen. „Op een gegeven moment kwam er een vertegenwoordiger aan huis die ons de schriftelijke tekencursus ”ABC Parijse tekenschool” aansmeerde. Dat werd natuurlijk niks: een schríftelijke cursus op je twaalfde, zonder dat iemand achter je rug staat en zegt hoe het moet. Na vier van de twintig lessen zonk de moed me in de schoenen. Als mijn moeder vroeg hoe het ermee stond, hulde ik me in onduidelijke antwoorden. Maar m’n ouders moesten nog wel maandenlang 60 gulden overmaken.”
Als kunstzinnige puber kreeg Jan een afkeer van het werk in de slagerij. „Ik maakte wel op dinsdagochtend van 5.00 tot 7.00 uur leverworst. Dan stond je varkensoren en allerlei vleesresten in de gehaktmolen te proppen. Het werk in de slagerij was vies, koud en nat. Nee, geef mij de bakkerij maar waar ik later werkte: lekker warm en direct eetbare spullen.”
„Ook ik wilde graag bij de bakker werken”, reageert Alie. „Maar ik ging eerst in de slagerij aan de slag. Als onze zaak op zaterdagmiddag om 4.00 uur sloot, hielp ik eerst bij ons schoonmaken. Daarna ging ik naar de bakkerij. Die ging een uur later dicht en dan ging ik daar dweilen.”
Wat vond u destijds van de kunstzinnigheid van uw broer?
„Ik vond het irritant”, geeft Alie nu toe. „Zijn artistieke gaven zorgden voor veel onrust in het gezin. Altijd was hij op een blaadje aan het tekenen. Het kreeg ook veel aandacht. Mensen vroegen wel eens: Heb jij dat kunstzinnige ook? Nee, dat heb ik niet, moest ik dan zeggen.”
Leidde het er ook toe dat u meer moest doen, thuis en in de zaak?
Alie: „Dat denk ik wel.”
Jan: „Dat denk ik niet.” Beiden lachen. „Ik was niet jaloers”, constateert Alie.
De desinteresse van Jan en broer Arie Wim voor de zaak leidde midden jaren 70 tot het eind van slagerij Den Ouden. „Is er iemand die de zaak wil overnemen?” vroeg vader Den Ouden aan zijn zoons. Jan: „Mijn broer zat naar buiten te kijken en ik naar het plafond.” „Nu, dan kan ik de zaak maar beter verkopen”, concludeerde vader nuchter.
Jan ging zijn eigen weg. Omdat het op de mavo niet liep, verhuisde hij naar de lagere technische school. Daarna volgde mts bouwkunde. „Maar ik wilde niks met bouwkunde, ik wilde iets met tekenen. Doordat de mts werd gelijkgesteld met de havo, kon ik naar de lerarenopleiding. Ik volgde de kunstacademies in Amersfoort, Utrecht en Arnhem. Toen ik op de mavo naar de kunstacademie wilde, leek dat ver weg. Wonderlijk dat ik er toch kwam.”
Jan werd docent tekenen en leidde reclamebureaus. Kunstenaarschap is echter zijn hoofdvak geworden. „Ik maak schilderijen, bronzen beelden, ramen voor kerken, wandschilderingen en reliëfs.”
Ook Alie volgde de mavo en daarna de opleiding tot doktersassistente. Tot haar huwelijk werkte ze in deze functie. Inmiddels is ze tien jaar assistente in een huisartsenpraktijk. Alie: „Weet je nog dat je een boekje hebt gemaakt voor de kinderen in de wachtkamer?” Jan: „Ja, dat heette: ”Bennie Beer wordt weer beter”.”
Behalve voor haar betaalde werk is Alie jarenlang actief voor de zondagschool van de plaatselijke hervormde gemeente. Ook drijft de Waddinxveense een bibliotheek op haar eigen zolder, met 700 christelijke romans en thrillers. „Jan heeft nog een bord gemaakt met de tekst: ”Schoenen uit”. Dat wilde mijn man.” Jan, grijnzend: „Als mijn zus had gevraagd om een bord met de tekst ”Hemd uit”, had ik dat ook gedaan.”
Hoe beoordeelt u nu de kunstzinnigheid van uw broer?
Alie: „Ik snap er niets van. Wat dat betreft liggen we kilometers uit elkaar. Ik heb er núl interesse in.”
Gaat u dan niet naar zijn exposities?
„Jawel, maar dat doe ik voor Jan. En we hebben een groot schilderij van hem in huis hangen.”
Hoe kijken jullie tegen elkaar aan als broer en zus?
Jan: „Mijn zus is de sociale factor. Zij helpt de familiebijeenkomsten ter gelegenheid van de verjaardagen van onze ouders organiseren. Iedereen komt, tot de achterkleinkinderen toe. Ik vind dat sociale element belangrijker dan plaatjes maken.”
Alie: „Jan is de regelaar. Dat is zo gegroeid omdat hij de oudste zoon is. Hij is degene die op de familiebijeenkomsten uit de Bijbel leest, bidt en dankt. Ook verzint hij altijd een spel. Hij heeft een creatieve geest. Jan is gewoon Jan.”
Jan: „Alie? Zij is een schat van een zus. Ik denk wel eens: ze is té aardig. Ze heeft zo veel over voor mensen dat ze zichzelf vergeet.”
Alie: „Op Jan kun je altijd een beroep doen. We hebben hem een keer om halfdrie ’s nachts opgebeld. Toen hadden we onze auto total loss gereden. Mijn man had een shock en hij was bang dat ik het niet zou redden. Ik was zwanger. Die nacht is Jan bij mij komen kijken.”
Alie constateert nog een verschil tussen haar broer en haar. „Jan praat minder dan ik, kropt meer op. Daardoor is hij iets zwaarmoediger dan ik. Ik uit mijn gevoelens meer door praten.”
Jan knikt bedachtzaam. „Ik doe dat door alles visueel vast te houden en te uiten. Zondag liep ik uit de kerk achter een buurmeisje. Toen dacht ik: Hoe loopt de schaduw van haar jurkje over het been en hoe zet ze die voet neer? Omdat ik op zondag niet teken –het is m’n werk– heb ik op maandagmorgen er eerst even een schets van gemaakt.”
Alie: „Ik ben Jans kunstzinnigheid later wel gaan waarderen. Het is leuk en ook wel gemakkelijk. Dan maakt hij een kaart voor een bruiloft, dan weer een omslag voor het kerstfeest van de zondagsschool. Of een shirt voor ons gezamenlijke volleybalteam op de camping. Daar gingen we vijf jaar lang met onze gezinnen samen naartoe.”
Jan: „Elk jaar maakte ik een ander. Wij noemden ons team De Oude Meeuw, een zinspeling op onze achternamen.”
Dit jaar gingen jullie niet gezamenlijk?
Alie, grappend: „Nee, Jan vond het nodig om dit jaar in Frankrijk te gaan kamperen.” Jan, wikkend: „Volgend jaar misschien weer een weekje.”
Jullie komen uit hervormd Bergambacht. Jan is lid van de hersteld hervormde gemeente in Maartensdijk, Alie van de hervormde gemeente Waddinxveen. Zijn jullie beiden kerkelijk opgeschoven?
Alie: „Ja, ik denk dat Jan iets naar de rechterkant is gegaan. En wij zijn minimaal naar de andere kant opgeschoven.”
Jan: „Je ziet dit soort verschillen ook bij de reformatorische scholen. De populatie van de scholen in het westen oogt over het algemeen wat anders dan die van scholen die meer in de richting van de Veluwe liggen.”
Heeft de scheuring in de Hervormde Kerk verwijdering tussen jullie gegeven?
Beiden, stellig: „Nee.”
Alie: „Het was van meet af aan duidelijk dat Jan met zijn gemeente hersteld zou worden. Maar hij zou dat niet aan ons opleggen. Wij zijn met onze kinderen hervormd gebleven, zij het met schroom.”
Jan: „We hebben er zeker over gepraat, maar in een gemoedelijke sfeer. We respecteren hoe de zaken zijn gelopen. De scheiding wordt vaak als een sjibbolet gezien. Maar de grens is niet zo hard.”
Alie: „Mijn man en ik gaan gerust wel eens naar de hersteld hervormde gemeente hier. Er zijn essentiëlere dingen dan de scheuring.”
Praten jullie wel eens over geloofszaken?
Jan: „Ja, tijdens de gezamenlijke vakanties. Dan heb je meer tijd om met elkaar te praten en komen die dingen wel eens langs.”
In het trapgat van de Van Meuwens hangt het bewuste schilderij van broer Jan: een vrouw in een hoge, lichte, gotische kerk. „Een jeugdwerk, hoor”, verontschuldigt Jan zich. „Er klopt niet veel van. Het perspectief en zo.” Alie: „Toch maken veel klanten van mijn bibliotheek er opmerkingen over. Zij vinden het mooi. En wij ook.”
Dit is de vijfde aflevering in een serie dubbelinterviews met een broer en zus.
Naam: Jan den Ouden
Leeftijd: 53
Woonplaats: Maartensdijk
Burgerlijke staat: gehuwd, zeven kinderen, vier kleinkinderen
Functie: kunstenaar, grafisch ontwerper reclamebureau Artworx, docent tekenen aan het Van Lodensteincollege te Amersfoort
Naam: Alie van Meuwen-den Ouden
Leeftijd: 51
Woonplaats: Waddinxveen
Burgerlijke staat: gehuwd, vijf kinderen, drie kleinkinderen
Functie: doktersassistente