Petrus Wittewrongel, geboren in Middelburg, was een van de weinige nadere reformatoren die zich eeuwenlang verzekerd wisten van een plaats in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Niet dat hij op dat gebied iets bijzonders heeft gepubliceerd, maar hij was als Amsterdams predikant niet bang om met zijn ambtsbroeders aan te dringen op stopzetting van bepaalde toneelspelen in de nieuwe Amsterdamse schouwburg. Deze inspanningen deden ”Lucifer” de das om en schoten Vondel in het verkeerde keelgat. Zo werd Wittewrongel onderwerp van Vondels ”Tooneelschilt” (1661) en van een van zijn hekeldichten.
De schouwspelen, toneelspelen, vormen het laatste hoofdstuk van Wittewrongels ”Oeconomia christiana of christelicke huyshoudinghe”. Wittewrongel was ervan overtuigd dat de sleutel van de hervorming van de samenleving lag bij het gezin. De gezinshoofden zouden de reformatie moeten inzetten. Deze christelijke gezinsethiek is het enige boek dat hij heeft gepubliceerd, maar het is dan ook een omvangrijk werk geworden, meer dan 2000 pagina’s in kwarto. Het heeft Wittewrongel een groot gedeelte van zijn nachtrust, tot ’krenkinge’ van zijn gezondheid, gekost.
Een aantal pagina’s wijdt Wittewrongel aan de keuze van de huwelijkspartner. Je moet in ieder geval niet een kiezen, „die van dezelfde nature en geslachte zij, (…) maar ene die van een contraire geslachte is. De man moet naar het vrouwelijke en de vrouwe naar het mannelijke geslacht uitzien, want zodanige heeft ook God de Heere tezamen gevoegd.”
Overigens zijn er in de zeventiende-eeuwse acta van de Amsterdamse kerkenraad geen signalen over publieke homofilie. De vervolging voor sodomie barstte pas los rond 1730.
Onderzoek
Aan de keuze van een echtgenote moet zorgvuldig onderzoek voorafgaan. Dat doe je uiteindelijk ook als je een huis koopt. „Hoe zorgvuldig zou gij zijn, om naarstig die gemakken en ongemakken ervan te onderzoeken, als ook: wie er tevoren in gewoond heeft, wat buren dat daar zijn.” Daarbij komt, als iemand „weerzin krijgt in het huis dat hij verkoren heeft”, kan hij er weer uitgaan, maar „trouwen, houwen is de naam!”
Wittewrongel vindt het dan ook een „beklaaglijke zaak dat jongmans en dochters zo licht en onbedachtiglijk bij malkander lopen, zonder enige onderzoeking. Als maar het oog haar genoegen heeft!”
Bij het kiezen van een levensgezellin moet je erop letten dat er een „behoorlijke gelijkheid” is. Zo moet er niet te veel verschil in leeftijd zijn, anders kan het zomaar zijn dat de echtgenoten „lichtelijk een weerzin krijgen van malkanderen.” Ook de mate van rijkdom is een punt. Als men ver boven zijn staat wil trouwen, komen er spanningen. Die de minste hoort te zijn, zal willen domineren, want als „niet komt tot iet, so en kent het hem zelven niet.” Wittewrongel is hier heel stellig. God houdt van orde, en het is Hem aangenaam dat het huwelijk „naar de gelegenheid van ieders staat wordt aangevangen.” Overigens moet Wittewrongel ook niets hebben van verstandshuwelijken omwille van geld en goed.
Godsdienst
Verder moet er overeenstemming zijn in opvoeding en vooral in de godsdienst. God heeft Zelf immers onderscheid gemaakt tussen „het Zaad der vrouwe ende des Serpents?” Niets verbindt de echtgenoten nauwer dan de religie en de vreze Gods. Als er verschil is in godsdienst is er heel „wat apparentie (kans) dat (…) de kinderen zeer licht door de een of andere (ouder) van de waarheid vervreemd worden.”
Maar ook de echtelieden zelf zullen verdwalen. Hoewel ze beiden hopen „haar parture te winnen” gaat het vaak van kwaad tot erger. Ze delen niet alles. „Want alzo de duivel daar komt wonen, zo ziet gij dat dezulken ook wel gewoon zijn de hel met malkanderen te bouwen.” Hiertegenover, „ter contrairien”, wat een geluk als beiden in de vreze des Heeren in vrede wonen.
Bij het kiezen van een partner is uiterlijke schoonheid niet het belangrijkste. Het lijkt wel of mensen bij het kiezen van een partner erop uit zijn om een „schilderije te kopen, die ze aan de wand ophangen om gezien te worden.” Maar let op de binnenkant. „Wat is het als gij een schoon schilderij hebt gekregen voor uw ogen en het werd een vergif aan het hart?”
Liefde
Liefde tot elkaar ontbreekt opvallend in het rijtje. Het staat in 2009 ongeveer bovenaan, maar onze vaderen vonden het beter dat het verstand en het oordeel „de affectie (gevoelens) leiden.” De keuze van de huwelijkspartner werd gedaan vanuit zogenaamde „Situationsehe.” Wat man en vrouw samenbracht, was niet primair affectie, maar de actuele situatie, en de druk en belangen die deze met zich meebracht.
Was het huwelijk eenmaal ontstaan, dan vormden liefde en trouw de opdracht. Overigens zal men ook dan bij dat woord liefde in het algemeen niet te veel moeten denken aan een gepassioneerde of romantische relatie. Het had meer iets kameraadschappelijks, hoewel er natuurlijk ook sprake kon zijn van grote genegenheid. Er zijn voorbeelden van hoe de gemeenschappelijke verbondenheid in Christus een onderlinge liefde tot stand bracht die de huwelijksliefde ver oversteeg.
Als je een levensgezel zoekt, moet je er wel wat voor doen. „We moeten niet menen dat ze ons vanzelf zal te huis komen.” Het is bekend dat de huwelijkskans voor vrouwen in de loop van de zeventiende eeuw afnam. Aan het begin van de zeventiende eeuw trouwde bijna 10 procent van de meisjes onder de twintig jaar. In de tweede helft van de zeventiende eeuw was dat ongeveer 6 procent, en rond 1725 was dat minder dan 5 procent. Tegelijk nam het aantal voor het eerst huwende vrouwen van boven de dertig toe.
Als je een meisje zoekt -Wittewrongel richt zich vooral tot de jongemannen-, moet je dus onderzoek doen naar de achtergronden. Onderzoek wat men over haar zegt. Als je haar ontmoet, moet je letten op „wat opslag van ogen dat ze heeft.” Luister naar wat ze zegt, maar het is ook wijsheid voor de vrouw om te kunnen zwijgen. „Stilzwijgen is haar een bijzonder versiersel. Eén die al te praatachtig is, wordt zelden vreedzaam, noch ook wijs bevonden.”
Je moet letten op de kleding. Men kan „enigszins uit des mensen gewaad oordelen hoe het hart van binnen gesteld is.” Kijk vooral ook goed in welk gezelschap je potentiële echtgenote verkeert. Hoewel iemand van zichzelf een goed karakter kan hebben, zal „kwaad gezelschap” dat bederven. Het is verder een onderzoek waard welke opvoeding de jongedame genoten heeft. Is de vreze Gods van jongs af in het hart geplant?
Elite
Uit deze benadering blijkt wel dat we niet meteen moeten denken dat in de zeventiende eeuw jongeren werden uitgehuwelijkt. De partnerkeuze was betrekkelijk vrij, hoewel binnen de elite aan het begin van de achttiende eeuw gearrangeerde huwelijken mogelijk nog de gewoonte waren. De betrekkelijk vrije keuze zette de ouders niet buitenspel. De raad van de ouder kan niet gemist worden, want het is allemaal niet eenvoudig. „Dewijl het een moeilijk werk is deze onderzoeking naar behoren te doen, dewijl ons oordeel licht door uiterlijke inzichten kan misleid en door eigen liefde verblind worden, en de weg hier zeer slibberig en glad is, zo kan men zeer licht bedrogen worden.”
Advies van ouders is belangrijk, maar dwang is geen optie. „Daar en is geen menselijke macht zo groot, die iemand zou kunnen gebieden en dwingen te huwelijken tegen zijn wil.” Dwang leidt „dikmaals tot een zeer droevige uitslag.”
Het voornaamste is echter dat we er een gebedszaak van maken. „Gelijk wij niets behoorden onder de hand te nemen, zonder voorgaande gebeden, zo inzonderheid niet zo’n importante zaak als het huwelijk.” „Een goede huisvrouw is een speciale gifte Godes.”
„Wel, in één woord dan, wilt gij gezegend zijn in uw vrijage, in uw trouwen, doet het hier niet zonder God de Heere. Zoek de gunst van uw hemelse Vader, wilt gij een gezegende parture vinden. Is daar iets oneffen, verzoent u met Hem, nodig Hem tot uw bruiloft. Hij zal de wateren des verdriets die u in deze staat ontmoeten in wijn veranderen.”