Sudan verkoopt voedsel, terwijl Darfur hongert
Het wordt steeds moeilijker voor de internationale gemeenschap om miljoenen vluchtelingen in de Sudanese regio Darfur van voldoende voedsel te voorzien. In plaats van de eigen bevolking te helpen, exporteert Sudan steeds meer agrarische producten. De internationale gemeenschap, waaronder ook Nederland, reageert gelaten.
Met de export van graan, vruchten en groente profiteert de Sudanese regering van de snel stijgende prijzen voor voedsel op de wereldmarkt.
Die export neemt op dit moment explosief toe. De Sudanese regering probeert buitenlandse investeerders zo ver te krijgen dat zij 1 miljard dollar investeren in de agrarische sector van Sudan. In ruil voor dat geld stelt de regering 880.000 hectare landbouwgrond ter beschikking. Dat is een oppervlakte van ruim 1 miljoen voetbalvelden. Het grootste deel van de opbrengst van dat land is bestemd voor de export.
Investeerders uit vooral Arabische landen tonen interesse, maar ook grote bedrijven uit China en India hebben al besprekingen gevoerd in Khartoem. Volgens het Sudanese ministerie van Investeringen besteedden buitenlandse investeerders in 2006 al 188 miljoen dollar in agrarische projecten in Sudan. In 2007 steeg dat tot 279 miljoen dollar. Voor de komende jaren voorziet het ministerie een ware hausse aan buitenlandse investeringen in de agrarische sector.
Normaal gesproken worden voedselcrises veroorzaakt door oorlogen, natuurrampen of grootschalig mismanagement. Afrikaanse voorbeelden daarvan zijn Somalië, Ethiopië, Niger en Zimbabwe. Op een gegeven moment is er in zo’n land onvoldoende voedsel en daarom springt de internationale gemeenschap tijdelijk bij.
In het geval van Sudan is het duidelijk dat de regering in Khartoem niet van plan is haar eigen hongerende bevolking te helpen. Al het dure en moeizame werk om voedsel naar Sudan te vervoeren en het vervolgens in oorlogsgebieden te verspreiden, wordt overgelaten aan internationale hulporganisaties.
Medewerkers van hulporganisaties klagen steen en been over de talloze manieren waarop de Sudanese overheid hen dwarszit bij de uitvoering van hun humanitaire taken. De onveiligheid in Darfur neemt toe. Steeds vaker worden vrachtwagens vol hulpvoedsel overvallen. Het gevolg is dat er nog minder voedsel aankomt in de vele vluchtelingenkampen, waar 2,5 miljoen mensen zitten.
Daar komt bij dat het voor instanties zoals de Wereldvoedselorganisatie (WFP) van de VN steeds moeilijker wordt om betaalbaar voedsel te vinden, omdat dat steeds duurder wordt. Tegen de Amerikaanse krant The New York Times klaagden VN-medewerkers uit Khartoem dat zij zich voortdurend ergeren aan het feit dat zij steeds meer moeite moeten doen om producten het land in te voeren die in Sudan zelf ook worden geproduceerd en vervolgens geëxporteerd.
In een reactie geeft woordvoerder Kees-Jaap Ouwerkerk van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken aan dat Nederland investeringen in een ontwikkelingsland altijd aanmoedigt. „Investeringen zijn op zichzelf positief voor economische groei en werkgelegenheid.”
Aangezien veel van de agrarische bedrijven in Sudan eigendom zijn van de staat of door overheidsfunctionarissen worden geleid, is het echter legitiem om de vraag te stellen waarom er maar zo weinig internationale druk wordt uitgeoefend op de Sudanese regering om meer hulp te bieden aan de eigen bevolking.
„Vooropstaat dat Nederland van mening is dat de Sudanese regering meer kan en moet doen om de eigen bevolking te behoeden voor honger en oorlog, in het bijzonder in Darfur”, licht Ouwerkerk toe. „Daarop wordt de regering van Sudan constant aangesproken, ook door Nederland. Desondanks gaat Nederland bij besluiten over voedselhulp uit van het ”humanitair imperatief”: de humanitaire respons op crises is uitsluitend gemotiveerd door het streven om het menselijk lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied te verlichten.”
Met andere woorden: als de Sudanese regering het nalaat, dan moet de internationale gemeenschap het maar doen.
Het argument van de Sudanese regering is dat zij slechts probeert haar economie op te bouwen. De export van olie loopt nu goed, maar de regering heeft een programma gestart dat Sudan zelfvoorzienend moet maken. Daarbij kaatst een overheidsfunctionaris de bal terug naar westerse landen. „Wij moeten altijd voorbereid zijn op economische sancties”, zegt voorzitter al-Amin Dafa Allah van het agrarisch comité van het Sudanese parlement. „Daarom willen we ervoor zorgen dat we zo min mogelijk afhankelijk zijn van het buitenland.”
Grote stukken land worden daarom geschikt gemaakt voor de commerciële productie van graan, tomaten en andere agrarische producten. Volgens de Amerikaanse Sudandeskundige Alex de Waal, die al meerdere publicaties over de conflicten in het land heeft geschreven, houdt dat in de praktijk vaak in dat kleine boeren van die stukken land worden verdreven. De Waal: „Kleine boertjes verdwijnen en voor hen in de plaats komen reusachtige agrarische bedrijven. Met hulpvoedsel subsidieert de internationale gemeenschap deze gang van zaken.”
De laatste keer dat Sudan voedsel ter beschikking stelde voor het WFP om te verdelen onder hongerende vluchtelingen in Darfur, was in 2006. Sudan doneerde toen 22.000 ton graan, een fractie van de hoeveelheid voedsel die nodig was. Een deel van de graan was bedorven en zat vol met kevers.
Sudan doet
Het leger van Sudan is in het noorden van Darfur een offensief begonnen om rebellenbases uit te schakelen, zodat ook in dat gebied investeringen gepleegd kunnen worden.
inval in
Noord-Darfur
Het regeringsleger viel dinsdag met ruim 200 legervoertuigen Wadi Atron binnen, vlak bij de grens met Libië. Zeven mensen kwamen om, meldden twee rebellengroepen woensdag.
„Wij beschouwen dit als een nieuwe oorlogsverklaring”, zei al-Sayyid Sheriff van rebellengroepering het Sudanese Bevrijdingsleger (SLA-Unity). Het gebied staat al jaren onder gezag van opstandelingen die voor meer autonomie strijden. Een woordvoerder van het leger wilde niet reageren.
De regering heeft Chinezen naar het gebied gestuurd die naar olie zoeken, liet een andere rebellenleider weten. Chinese bedrijven domineren de oliesector in Sudan, die goed is voor een half miljoen vaten ruwe olie per dag.