Verantwoord oorlog voeren
Titel: ”Oorlog en dood. Over de rechtvaardige oorlog in onze tijd”
Auteur: Michael Walzer e.a.
Uitgeverij: Damon, Budel, 2008
ISBN 978 90 5573 890 8
Pagina’s: 86
Prijs: € 14,90.
Hezbollah verborg tijdens het conflict met Israël in 2006 raketinstallaties tussen woonhuizen en sloeg munitie op in gebedshuizen. Hiermee stond de Joodse staat voor een „duivels dilemma.” Welke reactie is juist?
Al duizenden jaren denken mensen na over regels voor oorlogsvoering. Zowel christenen, Joden als islamieten hebben geprobeerd de morele problemen op te lossen of op zijn minst te bespreken. In alle geloofsrichtingen wordt oorlog gezien als iets wat zeer onwenselijk is.
Vorig jaar hield de Amerikaanse filosoof Michael Walzer in Nijmegen de Thomas Morelezing over deze thematiek. Zijn toespraak is nu in druk verschenen, aangevuld met een interview dat na die lezing is gehouden en nog twee academische reacties.
Michael Walzer is een Amerikaan van Joodse afkomst. Dat verklaart deels zijn gerichtheid op de Israëlische conflicten. Anderzijds levert het optreden van de Joodse staat genoeg praktische voorbeelden om de theorie te illustreren.
In de christelijke theorie over rechtvaardige oorlog staan vanouds twee aspecten centraal. Het eerste is dat oorlog iets is tussen strijders. Burgers moeten te allen tijde worden ontzien. Het tweede is het beginsel van proportionaliteit. De aangebrachte schade (bijvoorbeeld aan burgers) moet dus evenredig zijn aan de ondervonden of te verwachten schade.
Walzer legt er de vinger bij dat het beginsel van proportionaliteit niet werkbaar is. Ethiek bestaat niet uit berekeningen, maar uit het nemen van verantwoordelijkheid. Dit zei hij tijdens de Libanonoorlog twee jaar geleden ook al in een interview in deze krant over de Nederlandse uitgave van zijn boek ”Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen”, maar hier werkt hij dat nader uit.
Proportionaliteit veronderstelt een maatstaf, waaraan het aantal (burger)doden moet worden gemeten. En die is er niet, zo reageert hij fijntjes op VN-topman Kofi Annan, die Israëls optreden in 2006 disproportioneel noemde.
De opstelling van raketinstallaties in Libanese woonwijken plaatste Israël voor een dilemma. Vrijwel elke aanval daarop zou burgerdoden kosten. Maar over de schuld daarvan is Walzer heel duidelijk: die ligt bij Hezbollah en niet bij Israël. Ook al ligt het aantal Libanese burgerslachtoffers op 1000, tegenover 43 Israëliërs.
Maar de Joden hebben tegelijk wel de verantwoordelijkheid het aantal burgerdoden te beperken. Hij hekelt daarom het Israëlische bombardement op het dorpje Qana. Daarbij kwamen op een zondagmiddag 29 burgers (onder wie veel kinderen) om het leven. Israël had de mensen vooraf wel aangeraden zich uit de voeten te maken. Maar volgens Walzer had men moeten controleren of de bewoners daadwerkelijk waren vertrokken. En zo niet, dan had men een andere strategie moeten kiezen.
Walzer geeft een historisch voorbeeld van hoe het wel moet. In 1943 overwogen de geallieerden een aanval op een oude fabriek in Noorwegen die de Duitsers gebruikten bij de ontwikkeling van een atoombom. Het pand lag echter zo dicht bij een Noorse stad dat een luchtaanval onvermijdelijk burgers zou doden.
Proportioneel gezien zouden bij een poging een atoomoorlog te voorkomen heel veel burgers mogen sterven. Maar de geallieerden zagen af van de luchtaanval en kozen voor commando’s. De eerste aanval mislukte en kostte 34 Britse militairen het leven. De tweede aanval was wel succesvol en eiste geen levens. Een indrukwekkend voorbeeld van verantwoordelijkheid nemen, vindt Walzer.
De lezing en de reacties daarop zijn natuurlijk geen vervanging van Walzers standaardwerk over dit onderwerp. Maar toch zijn in deze tachtig pagina’s zo veel dilemma’s en verschillende gezichtspunten verwerkt, dat dit velen verder kan helpen.
In zijn reactie noemt de Nijmeegse hoogleraar Thomas Mertens de theorie van de rechtvaardige oorlog zo „plooibaar” dat ze „weinig helderheid” biedt en voor alle partijen uitvluchten bevat. Discussie over oorlog is er natuurlijk genoeg, niet het minst in het Midden-Oosten. Op zijn minst moet men zeggen dat de theorie het debat structuur biedt, zodat niet elk gesprek hierover zelf in een veldslag hoeft te eindigen. En wie leeft vanuit het ”zalig zijn de vredestichters” uit de Bergrede, zal zeker zijn voordeel doen met hoe de christelijke kerk hierover heeft gedacht.
De Vroege Kerk was in hoge mate pacifistisch. In de vierde eeuw, de tijd van Augustinus, is dat beeld aan het kantelen. Vanaf die tijd is er in het christendom over nagedacht wanneer en hoe een oorlog kan worden gevoerd.
In de loop van de tijd zijn de volgende criteria ontwikkeld:
Alleen een wettige overheid mag een oorlog voeren.
Gewapend optreden moet een rechtvaardige oorzaak hebben.
Oorlogsvoering moet een juiste intentie hebben.
De partijen moeten middelen gebruiken die bij het conflict passen.
Oorlog moet de laatste mogelijkheid zijn als alle andere wegen doodlopen.
Tijdens de strijd zelf moeten burgers en burgerdoelen te allen tijde worden ontzien.
Elke gewapend optreden moet proportioneel zijn.