De Oost-Congolese plaats Kalembe is een spookdorp geworden. De meeste huizen zijn verlaten, de winkeltjes staan er haveloos bij. Van de marktplaats resten slechts ingestorte markttafels. De bevolking is op de vlucht geslagen voor het geweld in het gebied. Paluku Muraire (45) is, na een verblijf van drie maanden in het bos, sinds een week terug in het dorp. „De jongeren hier weten niet anders dan dat er oorlog is”, zegt hij.
Al lange tijd is de provincie Noord-Kivu het toneel van plunderingen, verkrachtingen en milities met kindsoldaten. Vele rebellengroepen en belangen, de aanwezigheid van felbegeerde grondstoffen als diamant en goud en bemoeienis van buurlanden als Rwanda en Uganda, maken het conflict in de regio uiterst complex. Sinds januari is er officieel een vredesakkoord tussen rebellengroepen en regeringsleger, maar de bevolking van het gebied voelt zich nog altijd onveilig.
„Er is geen enkel signaal van verbetering”, zegt Muraire gelaten terwijl hij met een armbeweging naar het verlaten marktplein van Kalembe wijst. „Mensen durven nog steeds niet terug te komen naar het dorp. Ze zijn bang voor nieuwe incidenten.” De bewoners die wel zijn teruggekeerd moeten het stellen zonder winkels en andere voorzieningen. De dorpsschool telt 15 tot 30 leerlingen. Vorig jaar waren dat er nog ruim 350.
Het gebied waarin Kalembe ligt, is in handen van de rebellen van de FDLR en Pareco (zie kader). Ze hangen voor hun posten in het dorp en heffen belastingen langs de wegen op producten die door mensen worden vervoerd. Kalembe gold tot vorig jaar als relatief veilig en herbergde vluchtelingen uit omliggende dorpen. Sinds de hevige gevechten in het gebied eind vorig jaar tussen rebellengroepen en regeringsleger is ook Kalembe echter een verlaten vesting geworden. Berovingen en verkrachtingen zijn in het gebied nog aan de orde van de dag. Instabiliteit, onveiligheid en onzekerheid zijn de woorden die bewoners steeds gebruiken wanneer ze de situatie in hun dorp beschrijven.
„Elke dag angst voor aanvallen, dat is moeilijk leven”, zegt een oudere bewoner die met een buurman langs de rivier de Mweso door het dorp sloft. Hij is in het dorp geboren en getogen. Of hij een oplossing ziet voor de situatie? Hij haalt zijn schouders op en lacht. „Wat zou dat moeten zijn? Een sterke troepenmacht?” Hij gelooft er niet in.
Monuc
De VN-macht Monuc is met 4500 soldaten in Noord-Kivu aanwezig om de orde te handhaven. Sommige bewoners van Kalembe koesteren enig vertrouwen in de afdeling van de troepenmacht die recent op enkele kilometers van het dorp is neergestreken en daar een vluchtelingenkamp heeft opgezet. Ze voelen zich er veiliger door. Anderen halen er hun schouders over op. „Ik weet niet wat ze hier doen”, zegt een man. „Af en toe komen ze door het dorp en kijken wat rond, maar de soldaten spreken onze taal niet eens.” Hij wijst naar de verlaten huizen. „Het is duidelijk dat het niet helpt. Mensen blijven niet voor niets weg, hun land en hun bezit zijn hier.” Omstanders hummen instemmend.
Met name in het vluchtelingenkamp Kalonge, aan de rand van het dorp, fluctueert het aantal inwoners sterk. „Mensen komen en gaan”, zegt de vicepresident van het kamp, Twangira-wa-Ngabo. Hij is duidelijk op leeftijd, maar stormt in rap tempo bergopwaarts door het kamp, daarbij een sliert van bewoners in zijn kielzog meetrekkend. „Er is veel onveiligheid in de omtrek”, zegt hij. „Het is hier in het dorp niet zonder meer veilig, maar veiliger dan in de regio. Daarom komen er nog dagelijks mensen hierheen.” Het kamp ontstond januari vorig jaar, toen er in de regio hevig werd gevochten. Eind vorig jaar vluchtten veel bewoners opnieuw weg naar verder gelegen kampen. Nu zijn veel hutjes leeg.
Dorpsoudste Muhindo Mugoka-wa-Nsuka wil niet veel woorden vuilmaken aan de situatie in het dorp. Hij houdt het erop dat het er prima wonen is. „Het is goed hier”, herhaalt hij steeds als een soort mantra. „Mensen kunnen zonder problemen terugkeren.” Waarom ze dat dan niet doen? „Het is goed hier”, zegt hij slechts. Maar alle winkels zijn verlaten, er is niets voor de inwoners? Hij doet er het zwijgen toe. Vragen over de omringende bergen bevallen hem duidelijk beter.
De ’loco-burgemeester’, Muhindo-Juilbert leefde, net als de meeste dorpelingen, de afgelopen maanden met zijn vrouw en twee kinderen in het bos. „Het was moeilijk leven daar, maar wat moesten we anders?” Iedereen in het dorp heeft wel problemen gehad door het conflict, zegt hij. Hij wil echter positief zijn over de toekomst. „Er is nu geen reden tot angst meer omdat Monuc in de buurt zit.” Maar of Monuc de situatie werkelijk kan veranderen, weet hij niet.
Soldaat van Christus
Ten zuiden van Kalembe ligt Kitchanga, in een gebied dat onder controle is van rebellengroep CNDP van generaal Laurent Nkunda. De rebellenleider, tegen wie een onderzoek loopt bij het Internationaal Strafhof in Den Haag, woont in een landhuis iets buiten de plaats. De ’pasteur’ heeft daar ook zijn eigen kerk, waarvan het koortje wordt gevormd door de kinderen uit een weeshuis dat hij ooit runde.
Het CNDP vormt een sterke rebellengroep in Oost-Congo. De soldaten lopen in goed ogende legerpakken en vormen daarmee een duidelijk andere verschijning dan de rebellen van de FDLR en Pareco, bij wie de uitrusting voor een belangrijk deel lijkt te bestaan uit een haveloze groene regenjas en een grote kalasjnikov. „Het CNDP draait op geld uit Rwanda”, fluisteren de Congolezen.
Het legerkamp van het CNDP ligt op een heuvel even buiten Kitchanga, waarvandaan de militieleden een weids uitzicht hebben over het dorp en de omtrek. De kolonel is niet te beroerd een colaatje te drinken met een verre gast, hoewel hij niet gemachtigd is interviews te geven. Hij noemt zich een „soldaat van Christus”, een soort priester, maar dan met een ander taakveld. Hij weidt zijn leven net als de priesters ten dienste van de bevolking, zegt hij.
Geen terugkeer
In de twee vluchtelingenkampen, beneden in Kitchanga, hebben veel inwoners enigszins andere gedachten bij het werk van de rebellen. Het precieze aantal ontheemden in het kamp Chefferie des Bashali is moeilijk vast te stellen -de administratief secretaris en de president van het kamp komen met verschillende aantallen op de proppen-, maar duidelijk is dat het er enkele duizenden zijn. Ze wonen in minieme hutjes van stro, zonder plastic zeilen, waardoor een simpele regenbui hun woninkjes blank kan zetten.
Kampbewoner Habimana Mundanikure vluchtte uit zijn dorp Kibugu vanwege gevechten tussen rebellen van Pareco en het regeringsleger. De milities roofden zijn spullen. De strijd had al eerder de levens van een broer en een zus van hem geëist. Een paar maanden woonde hij met zijn familie in het bos. Drie maanden geleden trok hij naar het kamp in Kitchanga.
Hoe het leven in het kamp is? „Zwaar”, zegt hij. „Heel zwaar.” „We hebben geen zeilen tegen de regen, geen dekens, geen pannen om te koken. Sommige gezinnen leven met z’n tienen in een hutje.”
Anderen vullen aan. „Er is ook vaak niets te eten”, voegt Kambaze Kazenga, een jongeman in rood T-shirt, eraan toe. „Het ontbreekt ons aan alles. Zeker wanneer je niet geregistreerd bent, zoals veel nieuwe mensen hier, heb je nergens toegang toe. Vooral de gezondheidszorg is dan een probleem.”
Hij komt uit het dorp Bukombe, waar Pareco en CNDP-rebellen met elkaar overhooplagen. Hij zegt geen hoop te hebben op een spoedige oplossing van het al vijftien jaar slepende conflict in Oost-Congo. „De oorlog gaat altijd maar door hier. Een oplossing is ontzettend moeilijk.” Of hij een idee heeft? Hij schudt zijn hoofd en lacht. „Dat is te moeilijk voor ons. Dat moet de regering oplossen. Maar laten we God niet vergeten.”
Vredesakkoord of niet, aan terugkeer naar hun eigen regio denken de kampbewoners niet. „Dat is de dood riskeren”, zegt Kambaze. „Er is nog veel te veel onveiligheid.” De kamppresident, Dominique Kauirima, schudt eveneens beslist zijn hoofd. „Het is absoluut onmogelijk voor de mensen om nu terug te keren. Ondanks de onderhandelingen gaan de ongeregeldheden gewoon door. Elke dag komen hier nog zo’n twintig mensen binnen.”
Diepe sporen
Martine Flokstra van Artsen zonder Grenzen (MSF) maakte de hevige strijd eind vorig jaar van dichtbij mee. In september moest de ploeg van MSF evacueren vanwege het geweld; in november en december bleven ze op hun post, maar konden ze geen kant op. „We zaten in het oog van de storm”, zegt Flokstra. „In de gebieden rondom Kitchanga was door de gevechten geen enkel transport mogelijk.”
De strijd trekt diepe sporen in Kitchanga, zegt ze. „Tachtig procent van de inwoners hier is vrouw. De mannen zijn omgekomen of vechten in het leger. De situatie is nog altijd instabiel en gespannen. We zijn uitdrukkelijk een neutrale organisatie, maar hebben voor elk transport contact met de rebellen om hen te laten weten dat we komen en informatie in te winnen over de veiligheid in het gebied. Elk halfuur is er bovendien radiocontact met het hoofdkantoor in Goma om de voortgang van de reis te melden.”
De meeste ngo’s is de grond in de regio nog altijd te heet onder de voeten. Flokstra zegt echter blij te zijn dat er langzaamaan ook andere hulporganisaties in het gebied actief worden. In Kitchanga is MSF tot nog toe de enige met een vaste basis. „Het is geweldig dat we andere organisaties ervan hebben kunnen overtuigen nu ook te komen. Meer hulp is hier keihard nodig.”
Milities Oost Congo
De verschillende rebellengroepen in Oost Congo houden er elk hun eigen agenda op na.
Het CNDP (Nationaal congres voor de bescherming van het volk) van Laurent Nkunda werpt zich op als de beschermer van de Tutsiminderheid in de provincies Noord en Zuid Kivu. Het gebied waar het CNDP de scepter zwaait, valt grotendeels samen met gebieden waar zich de meeste Tutsivluchtelingen bevinden.
Het FDLR (Democratisch front voor de bevrijding van Rwanda) bestaat in de kern uit Hutu’s die betrokken waren bij de genocide in Rwanda van 1994 en naar Congo vluchtten. Zij zeggen zich voor te bereiden op terugkeer naar Rwanda. De FDLR rebellen houden zich voornamelijk op in bosrijke gebieden.
Er zijn tal van milities actief die bekend zijn onder de verzamelnaam Mai Mai. Een recente bundeling van enkele van deze groepen vormt de rebellengroep Pareco. Zij zeggen de bevolking te willen beschermen tegen het geweld tussen CNDP en FDLR rebellen.
Ook het Congolese regeringsleger (FARDC) is in groten getale aanwezig in Kivu. Door alle groepen worden de mensenrechten met voeten getreden.
Op 23 januari is er in Goma een staakt het vuren ondertekend, maar het geweld en de verkrachtingen gaan nog altijd door.