„Jehovah maakt vurig, Hem van harte toegewijd. Zijn Koninkrijk gepredikt, met vrijmoedigheid en met vlijt.” De aanwezigen van de ”theocratische bedieningsschool en dienstvergadering” van de Jehova’s getuigen zingen uit volle borst lied 31: ”IJver voor Jehovah’s huis”. Doeltreffend gebruik van vragen is het eerste thema van de dienst in Barneveld. Later deze avond staat de eigen lectuur centraal. „Wie heeft er een mooi artikel uit Ontwaakt! gelezen?”
De aanwezigen zijn perfect gekleed, alle mannen ’strak’ in pak met stropdas. Zelfs de kleine jongens dragen een colbert met stropdas. Ook de vrouwen hebben hun beste kleren aangetrokken. Er staat niet voor niets in lied 43 (”Voorwaarts, bedienaren van het Koninkrijk!”): „Verzorgde kleding toont de mensen, Dat u de dienst van God waardeert; Volbreng uw bediening ten volle: Jehovah wordt daarmee geëerd.”
Bijna iedereen heeft een taak in de dienst. Een jongeman leidt aan de hand van het aloude aap-noot-mies zijn onderwerp in: onze geestelijke groei hangt af van ons lezen. Het is goed meer te lezen: „Denk aan onze tijdschriften, die boordevol informatie staan en ons kunnen helpen in onze verhouding tot Jehova en andere christenen.” Hij bespreekt enkele artikelen, zoals een publicatie uit Ontwaakt! van vorig jaar, „een van de mooie artikelen. Je mag hem van mij lenen; niet allemaal tegelijk graag”, zo zegt hij, terwijl mensen beginnen te lachen.
Dan worden de hoofdstukken 7 tot 9 uit Lukas besproken. Heeft iemand iets dat hem heeft aangesproken? Twee, drie microfoons worden erbij gepakt. Mensen citeren een tekst uit de Bijbel en geven daar commentaar op. Een vrouw heeft het over de apostelen, die in feite ook al getuigen waren. „We weten nu precies hoeveel getuigen er zijn. Kijk maar naar het jaarboek, dan zie je dat het aantal ieder jaar groeit.”
Hoe weten we dat God van ons houdt en dat Hij wil dat wij gelukkig zijn?
Een tweegesprek op het podium, waarbij een oudere vrouw op bezoek gaat bij een meisje, moet een antwoord opleveren.
„Dat vind ik leuk, kom binnen”, zegt het meisje.
Oudere vrouw: „We hebben het de laatste keer gehad over eigenschappen van God. Hoe weet je dat God van ons houdt? Het antwoord is te vinden in Joh. 3:16. Wil jij dat lezen?”
„Ja, dat is goed.”
„We lezen daarin de beweegreden van Jehova om Jezus te zenden. Die beweegreden is liefde.”
„Ja, zo kan een gesprek uren duren als je niet uitkijkt”, zegt de ouderling die naar het podium is gelopen na deze sketch.
Dan volgen er bespiegelingen over het nieuwe Jeruzalem. Zal de komst daarvan letterlijk of figuurlijk zijn? Wat betekent het dat God bij de mensen zal zijn? In ieder geval: God zal de mensheid dusdanig bezoeken dat het voordeel zal geven, zegt een getuige. Het nieuwe Jeruzalem zal herstellen wat in de oude schepping verloren is gegaan. De rechtvaardigen die tot dat nieuwe Jeruzalem behoren zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid, in de hemel. „Fijn dat het allemaal Schriftuurlijk is ondersteund”, zegt een ouderling.
Vooral de tijdschriften zijn deze avond belangrijk. Er volgt opnieuw een sketch. Iemand biedt het tijdschrift aan dat deze maand is uitgekomen.
„Goedenavond, ik wil een mooi artikel onder de aandacht brengen. Kijk eens naar deze titel: Zal de aarde ooit worden vernietigd?”
„Natuurlijk”, zegt de vrouw die een bewoonster van een huis moet uitbeelden, „kijk maar naar de toestand van deze wereld.”
„Ja, heel veel mensen denken dat”, zegt de getuige. „Gelukkig zal Jehova God niet toelaten dat die vernietigd wordt. God zorgt ervoor dat de rechtvaardige mensen altijd op aarde blijven. We hebben een fijne toekomst.”
„Toch wel interessant dat de aarde blijft bestaan”, zegt de bewoonster. „Ik ben benieuwd.”
„Dank u voor de fijne demonstratie”, vat een ouderling het gesprek samen.
Hierna volgt een oproep om iets uit de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! voor te lezen. De ouderling: „Welk artikel zou jij willen aanbieden?” Na enkele bijdragen stelt hij nogmaals de vraag: „Wie weet nog een mooi artikel?”
Besturend lichaam
Een andere ouderling wijst op een „belangrijke brief van het besturend lichaam.”
Wie is dat ”besturend lichaam” eigenlijk? vraagt de ouderling. Hij neemt zelf al een voorschot op het antwoord: „Dat zijn zij die zo veel van jou en mij houden.” Een ander: „Het is een groep van gezalfde broeders, verdeeld over zes comités, die leiding geven aan het werk.”
De ouderling: „Het besturend lichaam is heel sterk; het bestaat uit zes comités. Allemaal hebben ze het doel dat wij ook van de Bijbel en onze tijdschriften gaan houden. Daarom houden wij zo veel van hen.”
Aanwezigen citeren uit het nieuwe jaarboek van de Jehova’s getuigen. „Als je in dit boek gaat lezen, kun je niet ophouden, zo veel bijzondere ervaringen staan erin”, zegt iemand.
Prachtig, die parallelle gedachten: wat de apostelen zeggen en wat het besturend lichaam zegt komt op hetzelfde neer, meent de ouderling.
Het is tijd voor de afsluiting van de dienstvergadering. Er wordt gezongen: „Al wie Jehovah’s wetten houdt, en zich erdoor laat leren, ontvangt zijn zegen en zijn gunst, wat hem veel doet presteren. Maar onvolmaaktheid kleeft ons aan. Is erfelijk verkregen. Dit wetend past ons nederigheid, Bij ’t volgen van Gods wegen.”
Na de dienst wordt er druk nagepraat. De stemming is vrolijk en vriendelijk. Kinderen rennen door de zaal. Het is tijd voor ontmoeting.
Toch mooi, zegt een ouderling. „Wat je hier vanavond hoort, hoor je in 234 landen tegelijk.”
Wereldomvattend
Volgens A. J. Helwig, woordvoerder van het Wachttorengenootschap in Nederland, vormen de Jehova’s getuigen een „wereldomvattend christelijk kerkgenootschap.” „Wij zien op naar Jezus Christus als onze Leider. We beschouwen de Bijbel van begin tot eind als het door God geïnspireerde Woord.”
De aanduiding sekte heeft altijd een negatieve connotatie, en dat betreurt Helwig. „Er doen veel verkeerde ideeën over ons de ronde. Het probleem is dat er niet veel grondige studies over de Jehova’s getuigen zijn verschenen, zeker niet uit academische kring. Toch hebben we de indruk dat men in Nederland gaandeweg wat objectiever over ons is gaan berichten. Als mensen verkeerde ideeën over ons hebben, komt dat vooral voort uit onbekendheid met ons kerkgenootschap. Wij verwachten dat naarmate men ons beter leert kennen, eventuele vooroordelen gaandeweg verder zullen worden bijgesteld.”
Helwig is op de hoogte van het verschijnsel van ex-getuigen. „Mensen die voorheen getuigen waren, blikken niet altijd even onbevooroordeeld terug. Men is er uiteraard vrij in een andere weg in te slaan. Het aantal personen dat wij formeel uitsluiten, is klein. Iemand wordt uitgesloten als hij zich schuldig maakt aan een ernstige zonde. Via pastorale gesprekken proberen we zo’n persoon opnieuw te winnen. Zij die uitgesloten worden, spreken soms uit wrange gevoelens hun ongenoegen daarover uit. Dat we een geloofsgemeenschap zijn waar je nauwelijks uit weg kunt komen, is volkomen uit de lucht gegrepen. Want er zijn in de loop van de tijd heel wat getuigen geweest die ermee opgehouden zijn.”
Jehova’s getuigen
De eerste sporen van de activiteiten van Jehova’s getuigen in Nederland gaan terug tot 1908. In dat jaar werd het eerste deel van de ”Schriftstudien” van de hand van C. T. Russell, de toenmalige president van het Wachttorengenootschap, in het Nederlands vertaald en in de jaren daarop verspreid.
in Nederland
Een jaar later was er iemand in Haarlem die uittreksels van de publicaties van het genootschap maakte en deze in kleine kring verspreidde.
In 1911 interesseerde een soortgelijk groepje in Hilversum zich voor deze Bijbelstudiehulpmiddelen. Kort daarop waren er ook ”Bijbelonderzoekers” (zoals Jehova’s getuigen toen nog werden genoemd) in Amsterdam te vinden.
In 1924 bezocht J. F. Rutherford, die Russell als president van het genootschap was opgevolgd, Nederland, waarbij hij regelingen trof voor de publicatie van het boek ”De harp Gods”. In 1926 verscheen de eerste uitgave van het tijdschrift De Wachttoren in het Nederlands.
In 1927 werd in Den Haag het eerste nationale congres van Jehova’s getuigen in Nederland gehouden, met 85 aanwezigen. Sinds 1931 noemden zij zich officieel Jehova’s getuigen.
In 1933 verscheen Het Gouden Tijdperk, het zustertijdschrift van De Wachttoren, in het Nederlands. Sinds 1938 heette het blad Vertroosting, vanaf 1951 verschijnt het onder de huidige naam Ontwaakt!
In 1940 werd het werk van Jehova’s getuigen door de nazi’s verboden. Veel getuigen kwamen gedurende de Tweede Wereldoorlog in Duitse concentratiekampen terecht.
In 1955 werd in Den Haag een internationaal congres georganiseerd met ruim 15.000 aanwezigen. Sinds die tijd worden er regelmatig congressen gehouden in Nederland.
Het aantal Jehova’s getuigen was in 1960 rond de 12.500, in 1970 18.000, in 1980 26.000. Op dit moment telt Nederland er rond de 30.000. Het halfmaandelijkse tijdschrift De Wachttoren en het maandblad Ontwaakt! verschijnen in een oplage van respectievelijk 211.000 en 255.000 exemplaren. Het landelijk hoofdkantoor van de Jehova’s getuigen bevindt zich in Emmen.
Drs. Singelenberg: „Zelden rekrutering van buitenaf”
Jehova’s getuigen vormen een religieuze beweging, net zoals andere groeperingen, zegt drs. Richard Singelenberg. „Er is geen groei meer. De aanwas komt vooral uit eigen gelederen.”
De Utrechtse cultureel antropoloog bestudeert sinds medio jaren tachtig van de vorige eeuw religieuze minderheden en heeft tal van publicaties over de Jehova’s getuigen op zijn naam staan.
Het totaalaantal Jehova’s getuigen bedraagt in Nederland ongeveer 30.000. Dat aantal is vanaf halverwege de jaren zeventig nauwelijks veranderd. „Men rekruteert zelden van buitenaf, zeker niet op grond van activiteiten van deur tot deur. In dat licht bezien beduidt het cijfer van 30.000 dat de groei in eigen kring op zijn minst behoorlijk stagneert.”
Het getal 30.000 slaat op de actieve leden van de beweging, dat wil zeggen: de leden die van huis tot huis prediken. Maar een even groot aantal is niet actief, dat zijn mensen die alleen in naam Jehova’s getuigen zijn, maar die hun gezicht niet of nauwelijks meer laten zien, aldus de Utrechtse onderzoeker. „Er is een zeer grote groep die afdrijft en alleen maar op papier Jehova’s getuige is. Dat kan in principe goed. Je krijgt wel af en toe een aansporing van de ouderlingen, maar zolang je geen specifieke regels overtreedt worden er geen sancties opgelegd. Mensen die in naam Jehova’s getuigen zijn schrikken ervoor terug om openlijk met de organisatie te breken, vanwege allerlei vervelende sociale consequenties.”
Talmoedachtig
De beweging kenmerkt zich vaak door een Talmoedachtige benadering van de leer, aldus Singelenberg. „In de discussie over bloedtransfusies was dat tot voor kort vooral zichtbaar in vragen als: is het eten van bloedworst of het gebruik van medicijnen waarin bloed is verwerkt Schriftuurlijk aanvaardbaar? Er is nu een neiging tot meer liberalisering, maar zeker niet vergelijkbaar met overeenkomstige bewegingen als de zevendedagsadventisten en de mormonen. Dat neemt niet weg dat er nog steeds duidelijk omschreven regels zijn, zoals het dragen van de juiste kledij tijdens de huis-aan-huisprediking en het bezoeken van het nationale hoofdkwartier in Emmen.”
Is het een genootschap waar macht en manipulatie de boventoon vieren?
„Ik denk dat de Jehova’s getuigen op zich geen uitzondering vormen in vergelijking met reguliere kerkgenootschappen. Zeker, je hebt bij hen zogenaamde gerechtelijke comités, vergelijkbaar met kerkelijke rechtbanken, die leden die bewust regels hebben overtreden en daar achteraf niet of nauwelijks berouw over tonen, kunnen excommuniceren. Er is niet zozeer sprake van macht, als wel in veel gevallen van gebrek aan intellectueel niveau bij de leiders. Onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat bij het Wachttorengenootschap in Amerika het aantal aanhangers met een goede opleiding een van de laagste was van alle religieuze groepen in Amerika. Je ziet in Nederland dat jongeren met een goede opleiding in botsing komen met de lokale leiders.”
Hoe kijkt u aan tegen het verschijnsel ex-getuigen?
„Daaronder bevinden zich gefrustreerden. Maar ik begin altijd bij het begin: hoe komt het dat mensen het genootschap willen verlaten? In veel gevallen betreft het mensen die met de organisatie breken omdat er op persoonlijk vlak dingen zijn voorgevallen. Om louter doctrinaire redenen zie ik weinig mensen afhaken. Mensen zijn daar toch zelf bij als dingen geleerd worden die volgens hen niet kunnen? Het uitstoten komt weinig voor, al zijn hierover soms hartverscheurende verhalen te melden. Overtredingen, zoals seksueel misbruik van kinderen, worden tegenwoordig keihard aangepakt. Maar als het gaat om tuchtzaken gaan ouderlingen niet over één nacht ijs. Als je spijt betuigt, staat de deur altijd open. Dat neemt niet weg dat men niet altijd subtiel met bezwaarden omgaat.”