„We verkopen geen eenheidsworst”
PUTTEN - De vitrine is z’n visitekaartje. „Wat er niet in ligt, dat verkoop je niet.” De uitstalkasten van Keurslager Jan Geerse liggen van ’s morgens vroeg tot na sluitingstijd helemaal vol. „Hard werken, niet te veel babbels hebben, zorgen dat je spullen goed voor elkaar zijn.” Als het ergens geldt, dan wel hier: „We verkopen geen eenheidsworst. En je moet altijd beter zijn dan een ander.”
Op zijn 21e, net uit dienst, solliciteerde hij bij een slager omdat iets anders hem even niet te binnen schoot. Na diverse bazen te hebben gediend, begon hij in 1991 voor zichzelf. Als Zeeuw in het Veluwse Putten. „Geen dag spijt. Achteraf had ik er misschien wel tien jaar eerder aan moeten beginnen.”
Een van de 550 Keurslagers in Nederland is hij. Elk lid van die organisatie is vrij in z’n handelen, maar aan ”keurkoopjes” moet iedereen meedoen, net als aan de zogenaamde specials. Geerse zit in de werkgroep Keurslagers Gelderse Vallei. Dat betekent maandelijkse uitwisseling met de collega’s in de regio. „Op bezoek gaan bij elkaar, zien hoe de ander het doet. In je eentje red je het niet meer.”
Hoe overleef je als slager in een dorp van 23.000 inwoners met vijf slagers en acht vleesverkopende supermarkten? „Dat is een wonder, zeker. Want men zegt dat Putten veel toeristen trekt, maar ze vergeten dat Putten zelf ook met vakantie gaat.” Geerse is erg tevreden met de plaats waar hij zit: samen met een bakker en een groenteboer aan een miniplein.
„Je moet als specialist in alles beter zijn dan een ander. Ik maak veel zelf: worst- en hamsoorten, gebraden spullen en panklare artikelen. We onderscheiden ons verder door serviceverlening. Het moet gezellig zijn, mensen moeten het bijna als uitje zien: de slager. Elke klant merkt dat we ’m zien. Soms ben je bijna maatschappelijk werker. De trouwste klanten zijn veelal de ouderen. Met velen bouw je een goede band op, we krijgen zelfs vakantiekaarten toegestuurd.”
Het aantal klanten neemt de laatste drie jaar licht af. „Recessie, de euro, de olieprijs, de zorgverzekering die eraan komt. Mensen zijn voorzichtig. In de supermarkten ligt vlees bijna als wegwerpartikel. Gehakt voor 2 euro de kilo, rib- en runderlappen voor 4. Bulkinkoop betekent macht. Albert Heijn, daar kan ik niet tegenop. Toch: als het vlees bij de super niet in de reclame is, is er nauwelijks prijsverschil. Ja, ik kijk regelmatig goed rond in het vlees- en vleeswarenvak.”
De supermarkt snijdt alles op, van voor tot achter, verpakt alles vóór. „Vers is altijd lekkerder, dat weet elke consument. Bij ons wordt alles piekfijn verzorgd. Zit er bij mij een keer een foute biefstuk tussen, dan komt de klant ermee terug, krijgt-ie een nieuwe. Dat verwachten ze ook van je.
Ik ga wel eens heel diep met de prijs, maar de eigen klanten wachten er niet op en de nieuwe komen alleen voor dát product. Daarna zie je hen niet meer, dus dat heeft weinig zin. Net als adverteren. Mensen worden bedolven onder de folders. Ik moet het vooral hebben van de mond-tot-mondreclame. En ik verwen liever m’n eigen klanten. Iemand die vijftig jaar getrouwd is, krijgt twee kogelbiefstukjes. Een dag later weet het hele dorp dat. Dat vinden de mensen leuk en wij ook. Net als het stukje worst in het weekend.”
Als hij nu nog moest beginnen, dan zou hij wellicht vaker wakker liggen dan hij nu doet. „De kosten rijzen de pan uit. Vier mensen in dienst en m’n vrouw werkt mee. En dan de energierekening. Koelen, vriezen, worstmaken. Enorm.” Toch is er voor de echte versspecialist zeker nog plaats, zegt Geerse. „Maar je moet meer richting maaltijdcomponenten, mensen gaan voor gemak. Verder specialiseren, veranderen van assortiment. Voed mensen op, laat hen proeven, laat hen vertrouwen krijgen.”
Ook al zit het economisch tij tegen, de Putter slager houdt van z’n werk. „Anders maak je ook geen dagen van halfzeven tot halfzeven of later. Wel zuchten we, net als de boeren, onder de vele regels. Maar ik ga elke dag fluitend naar m’n werk. Het belangrijkst zijn de medewerkers, een fijn team. Alleen red ik het niet. Met m’n vrouw als rechterhand en een strakke organisatie verdienen we een goede boterham.”