DEN HAAG - Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken heeft van alle kanten stevige kritiek gekregen op zijn plan om bijstandsmoeders met jonge kinderen in te zetten bij voor- en naschoolse kinderopvang. Kamer en vakorganisaties maken zich grote zorgen over de kwaliteit van de opvang door bijstandsmoeders.
Een grote kamermeerderheid heeft ernstige bezwaren tegen het voorstel van Van Hoof. CDA en PvdA stellen dat bijstandsmoeders eerst een opleiding moeten krijgen voordat ze in de kinderopvang aan de slag kunnen. CDA-kamerlid Smilde vindt dat de moeders met jonge kinderen ook in de toekomst ontheffing moeten kunnen krijgen van de sollicitatieplicht. De PvdA wil bovendien dat bijstandsgerechtigden die in de kinderopvang aan de slag gaan een volwaardig loon krijgen.
SGP-kamerlid Van der Vlies voelt er niet veel voor om bijstandsmoeders aan het werk te zetten in de kinderopvang. Hij wijst erop dat er nu al discussie is over de kwaliteit van de opvang. Bovenal vindt hij dat moeders in de eerste plaats voor hun eigen kinderen moeten zorgen.
Zijn ChristenUnie-collega Huizinga noemt het plan van de staatssecretaris „heel merkwaardig.” De bijstandsmoeders hebben juist van gemeenten vrijstelling gekregen voor de verzorging van hun eigen kinderen. Huizinga vindt het „heel raar” om in dat geval te zeggen dat ze dan net zo goed ook voor twintig andere kinderen kunnen zorgen.
Ze maakt zich ook zorgen over de kwaliteit van de opvang door bijstandsmoeders. Niet iedereen kan zomaar zonder opleiding voor dat werk worden ingezet. „Van Hoof heeft weinig oog voor de kinderen in de opvang en voor kinderen met een moeder in de bijstand die zelf voor haar kinderen wil zorgen”, concludeert ze.
Voorzitter Thissen van Divosa, de vereniging van directeuren van sociale diensten, heeft eveneens kritiek op Van Hoof. Zijn plan zal mislukken, denkt Thissen, omdat ouders helemaal niet willen dat hun kinderen worden opgevangen door ongekwalificeerd personeel.
Bovendien zal het de staatssecretaris niet lukken om bijstandsmoeders met jonge kinderen aan het werk te krijgen. Diverse pogingen daartoe zijn al mislukt. „Op papier zijn bijstandsmoeders massaal beschikbaar voor een baan”, aldus Thissen. „Maar in de praktijk heeft 75 tot 80 procent van hen vrijstelling van de sollicitatieplicht.”
Kinderopvang door bijstandsmoeders is „zelfs in strijd met de Wet kinderopvang”, stelt secretaris Roel Masselink van de branchevereniging van ondernemers in de kinderopvang. „Wij moeten gekwalificeerd personeel aannemen met een mbo-opleiding. De wet verbiedt ons niet-gekwalificeerde mensen als groepsleidster aan te stellen.”
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten vindt goede scholing van bijstandsmoeders cruciaal. „Mensen die in de kinderopvang werken, moeten aan goede opleidingseisen voldoen”, aldus een woordvoerster. „Daar hoor ik de staatssecretaris niet over. Die eisen liggen vast in de CAO voor de kinderopvang.”
De bedenker van het plan om scholen in te zetten voor voor- en naschoolse opvang, VVD-fractievoorzitter Van Aartsen, en Van Hoof weten helemaal niets van kinderopvang. Dat zei Louis Tavecchio, bijzonder hoogleraar kinderopvang aan de Universiteit van Amsterdam, maandag tijdens een debat in Den Haag.
Tavecchio stelde dat kinderopvang een vak is en dat de medewerkers beter moeten worden opgeleid dan nu het geval is. Niet iedere willekeurige bijstandsmoeder is volgens hem voor dat werk geschikt.