Behalve een gevoelstemperatuur kennen we voortaan ook zoiets als een gevoelsinflatie. Volgens de officiële cijfers heeft de invoering van de euro nauwelijks geleid tot prijsstijgingen, maar in de beleving van het publiek ligt dat anders.
De geloofwaardigheid van de op 1 januari geïntroduceerde munten en bankbiljetten dreigt te worden aangetast doordat bij de consument de indruk bestaat dat hij bij het boodschappen doen veel duurder uit is dan voorheen. Hij merkt naar zijn zeggen dat hij met zijn huishoudgeld minder kan kopen. Bij een bezoek aan de winkel ervaart hij dat allerlei prijzen sinds de omschakeling naar het nieuwe betaalmiddel wel degelijk zijn verhoogd.
Het aanvankelijke enthousiasme over de euro lijkt daardoor danig getemperd. In Duitsland toont een recente peiling aan dat veel burgers terugverlangen naar de oude situatie. Maar liefst 54 procent van onze oosterburen zou graag weer beschikken over de eigen, vertrouwde mark.
„Ik geef toe dat het gemeten effect op de prijzen aanzienlijk verschilt van de algemene opinie. Dat is een probleem”, verklaarde president Duisenberg van de Europese Centrale Bank (ECB) dinsdag toen dit onderwerp aan de orde kwam tijdens een gedachtewisseling met een commissie uit het Europees Parlement (EP) in Brussel. Topman Wellink van De Nederlandsche Bank (DNB), die terzelfdertijd in Amsterdam het jaarverslag over 2001 presenteerde, sprak van „een zekere asymmetrie in de waarnemingen.” „Over verhogingen struikelt men, verlagingen vallen niet op”, constateerde hij.
De index die Eurostat, het in Luxemburg gevestigde statistisch bureau van de EU, maandelijks publiceert, rechtvaardigt de conclusie dat het allemaal reuze meevalt. Duisenberg legde nog eens uit dat het bij die graadmeter gaat om het gewogen gemiddelde van een breed samengesteld pakket van goederen en diensten. Het omvat niet alleen levensmiddelen, die we dagelijks nodig hebben, maar eveneens duurzame consumptieartikelen, die we misschien eenmaal in de vijf of tien jaar aanschaffen, zoals een koelkast, een cd-speler en een auto.
Hoe zit de vork in de steel? Er zijn inderdaad extra prijsstijgingen opgetreden. Zo werkt de horeca graag met gemakkelijke bedragen, om bij betalingen het gedoe met muntjes van één en twee cent te vermijden. Ondernemers in die sector hebben bij het omrekenen veelal naar boven afgerond.
Dalingen in het segment van de duurdere producten zorgen binnen het totaalcijfer echter voor compensatie. Duisenberg noemde de pc als voorbeeld. Die is goedkoper geworden. De euro maakte de markt in Europa transparanter, de prijzen zijn beter met elkaar te vergelijken en dat resulteert in een scherpere concurrentie. Onderzoek leert dat in ons land de consumentenprijsindex per saldo met 0,2 à 0,4 procent is aangetrokken.
De ECB-topman sluit niet uit, zo zei hij in de discussie met het EP, dat de burger de euro gebruikt als zondebok, terwijl er in werkelijkheid andere factoren in het geding zijn. Zo kunnen de prijzen per 1 januari ook zijn gewijzigd omdat een bedrijf of een winkelier de toename van zijn kosten wilde doorberekenen aan de klant. Een normale aanpassing dus, waar de euro ten onrechte de schuld van krijgt. Het is moeilijk om de diverse oorzaken van het totaal van de inflatoire ontwikkeling te onderscheiden, benadrukte Duisenberg.
Als hoogste baas van de centrale bank voor de eurozone liet hij in ieder geval weten: „We zijn vast van plan een bijdrage te leveren aan het herstel van het vertrouwen van het publiek en wel door de belofte van prijsstabiliteit waar te maken. Daar zullen de mensen veel waardering voor hebben.” Wellink op zijn beurt sprak de verwachting uit dat op termijn de euro een neerwaartse prijsdruk zal uitoefenen.
Prijsstabiliteit betekent dat het geld niet onderhevig is aan waardevermindering, dat de koopkracht van de euro intact blijft. Echt florissant zien wat dat betreft de omstandigheden er niet uit. De ECB had gehoopt dat de inflatie dit jaar snel zou zakken tot beneden de 2 procent, het niveau dat zij bij het bepalen van haar monetaire beleid als bovengrens acceptabel acht. Mede als gevolg van de dure olie ligt het tempo in de twaalf landen die de gemeenschappelijke munteenheid hebben ingevoerd, echter nog steeds boven dat plafond.
Eurostat rapporteerde over april een uitkomst van 2,4 procent, een slechts geringe vertraging ten opzichte van de 2,5 procent in maart. Duisenberg over de vooruitzichten: „Er is geen reden voor alarm. We handhaven de opvatting dat de inflatie in de loop van dit jaar verder daalt, al zal het niet veel zijn.” Intussen vergroot het aanhoudend ongunstige prijsbeeld de kans dat de ECB, zeker als de opleving van de economische groei doorzet, de rente verhoogt.