STRAATSBURG - Met het wegstemmen van de conceptresolutie over euthanasie heeft de Raad van Europa deze week een discussie van tweeënhalf jaar afgerond zonder tastbaar resultaat. De gedachtewisseling heeft in elk geval duidelijk gemaakt dat een internationale discussie hierover niet gemakkelijk is.
Maar voor het debat maakte dat niet uit. Voorstanders van een liberaal euthanasiebeleid herhaalden gewoon hun stellingen. Dat gaf tegenstanders weer het gevoel dat er geen relevante aanpassingen waren gedaan.
Dit toont ook de onmogelijke taak die Marty het afgelopen jaar had. Vorig jaar bestond er geen steun voor zijn toenmalige voorstel. Daarin wijdde hij zeer vriendelijke woorden aan de Nederlandse en Belgische euthanasiewet en adviseerde hij de 46 lidstaten van de Raad van Europa te onderzoeken in hoeverre deze regelgeving voor hen voorbeeld zou kunnen zijn.
Het is de vraag of men vorig jaar niet beter een andere rapporteur had kunnen benoemen. Marty plaatste in zijn nieuwe rapport de palliatieve zorg centraal. Maar omdat hij vorig jaar een vrij liberaal getoonzet voorstel deed, was hij voor verklaarde tegenstanders van euthanasie waarschijnlijk toch niet de meest vertrouwenwekkende persoon.
Daarbij is het trouwens nog de vraag of het nieuwste rapport van Marty inderdaad zo veel breder was als het eerste. De logica van zijn conceptresolutie leidde nog steeds stilzwijgend tot de wenselijkheid van regelgeving over levensbeëindiging, met de Nederlandse en Belgische wetten als opties.
Marty zou misschien zeggen dat hij alleen de feitelijke constatering doet dat deze landen wetgeving op dit punt hebben. Maar in een politieke context als een internationale parlementaire vergadering bestaan geen neutrale opsommingen. In de politiek hebben (of krijgen) feiten altijd een lading. De neutrale vermelding dat Nederland en België euthanasiewetten hebben, wordt door velen toch ervaren als een acceptatie daarvan.
Wat tegenstanders van euthanasie in het laatste voorstel waarschijnlijk ook opviel was dat ook dit stuurde in de richting van regelgeving waarvan de nadelen niet werden genoemd. Marty sprak wel over de „schaduw van geheimzinnigheid” door het gebrek aan wetgeving. Daartegenover stelde hij de „transparantie” van Nederland en België. Maar dat in Nederland de transparantie -door een meldingsbereidheid van minder dan 50 procent- beperkt blijft, kreeg geen plaats in zijn redenering. En dat het VN-mensenrechtencomité „zeer bezorgd” is dat de Nederlandse wet leidt tot „routine”, noemde hij zelfs niet eens.
Hoewel Marty steeds heeft gezegd geen voorstander van euthanasie te zijn, hadden veel collega’s toch niet het gevoel dat hij hun aarzelingen begreep. Dit alles bleek, kortom, geen goed recept om de meerderheid van tegenstanders te overtuigen.
In het debat lagen deze week zeventig amendementen op tafel, waarvan er meer dan dertig werden aangenomen. Het gevolg was dat de conceptresolutie geheel van kleur verschoot. Dit heeft natuurlijk iets van conservatief opportunisme. Maar het illustreert ook hoe zwak het oorspronkelijke voorstel de bestaande opvattingen reflecteerde.
Ook Marty’s eigen houding heeft tegen hem gewerkt. Zijn openlijke „woede” over „fundamentalistische” mensen die de realiteit van in het duister gepleegde euthanasie niet erkennen, werd door Marty’s tegenstanders ervaren als het typisch liberale ongeduld met een traditionele ethiek.
In een internationaal forum als de Raad van Europa brengen mensen niet alleen opvattingen mee, maar tevens 46 nationale culturen. Ook een rapporteur met meer begrip voor alle standpunten zou hierop zijn gebotst. In een land als Duitsland roept het begrip euthanasie nog altijd sterke weerzin op. En het is maar de vraag of je er als liberaal op uit moet zijn om Oost-Europeanen de liberalisering van euthanasie te laten prijzen. Tegen de achtergrond van een slechte gezondheidszorg komt dat immers slecht over.
Het waren de tegenstanders van euthanasie die rond de goedkeuring van de Nederlandse wet in 2000 dit onderwerp bij de Raad van Europa aankaartten. Zij wilden een resolutie die dit beleid ondubbelzinnig zou afwijzen, met een beroep op het recht op leven.
De stemming van deze week geeft inderdaad aan dat de lidstaten niet de liberale kant op willen. Maar welke richting het wel op moet, is niet duidelijk. En of een andere rapporteur er ooit in zal slagen zo’n verscheidenheid aan landen op één lijn te krijgen, blijft een geheim van de toekomst.