Seoul: etiquette en hoffelijkheid naar ouderen
Heerlijk eten, vriendelijke mensen, uitstekende faciliteiten: het zijn zaken waar ik gelijk aan gewend ben zodra ik in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul arriveer. Fijn, want daardoor voel ik me meteen op mijn gemak. Zozeer, dat ik steeds de etiquetteregels vergeet.

Gelukkig weten mijn Zuid-Koreaanse vrienden dat ik dit doe – of nalaat, net hoe je het ziet. Wanneer we lange gesprekken met elkaar voeren, is Engels de voertaal. Maar bij het begroeten vind ik het toch leuk om mijn beperkte Koreaanse taalvaardigheden in te zetten. Daar begint het al: het Koreaans kent verschillende uitgangen van werkwoorden voor formeel gebruik –tegen een ouder iemand of iemand met een hoge positie– en voor informeel gebruik – tegen een jonger iemand of goede vriend. Dat is dé reden waarom een Koreaan direct bij een eerste ontmoeting vraagt hoe oud je bent, wat onder Nederlanders toch minder gebruikelijk is.
Ik presteer het telkens een goede vriend nog net niet met excellentie aan te duiden.
Ik presteer het telkens om een parlementslid aan te spreken met het Koreaanse equivalent van ”hé, hoi” en een goede vriend, die me al meermaals heeft gezegd om alle plichtplegingen achterwege te laten, nog net niet met excellentie aan te duiden. Nu ik voor de vijfde keer Zuid-Korea aandoe, neem ik mij voor geen fouten meer te maken – hoezeer die mij ook altijd direct met een brede lach worden vergeven.

Op een zaterdagavond in de wijk Gangnam ontmoet ik mijn vriend Cho voor een diner, waarbij hij een fles soju bestelt, een Koreaanse rijstdrank. Wanneer de fles onaangeroerd op tafel blijft staan, besef ik ineens wat me te doen staat. Cho is minstens tien jaar ouder dan ik – hoeveel ouder weet ik, heel on-Koreaans, niet eens. Dat betekent dat ik het eerste glas moet inschenken. Wanneer Cho daarna de fles ter hand neemt, beweeg ik razendsnel mijn beide handen naar mijn glaasje: dit dien je als jonger persoon een oudere met twee handen aan te reiken. Eigenlijk hoor je hierbij ook je hoofd lichtjes te buigen, maar vanwege onze vriendschap vindt Cho dat te ver gaan. Had ik trouwens wel mijn beide handen gebruikt om in te schenken? Dat hoort namelijk ook… We proosten, waarbij mijn glaasje iets lager klinkt dan het zijne, want, nu ja, u begrijpt het wel.
Dat Cho mijn jas wil aannemen, vind ik vreemd. Dat hoort toch niet bij de etiquette en ik kan toch zeker wel zelf de kapstok vinden? Hoewel…, waar is die? „Casper, we zijn in een barbecuerestaurant”, zegt mijn disgenoot lachend, terwijl hij het zitvlak van de stoelen openklapt, waaronder zich een opbergruimte bevindt. „Als je die jas de komende dagen nog vaker aan wilt zonder naar ons avondeten te ruiken, stop je hem snel weg.” Geen etiquetteregels gebroken; weer wat geleerd.