Tweede Kamer: misverstand over weigeren Friezen met speldjes
De beveiliging van de Tweede Kamer had bezoekers uit Friesland met speldjes op hun kleding gewoon moeten toelaten. Volgens een woordvoerster was sprake van een misverstand toen donderdag ongeveer veertig leden van de Fryske Nasjonale Partij (FNP) werden tegengehouden. Ze mochten het gebouw alleen in als ze hun speldje van het ‘pompeblêd’, het hartvormige blad dat een Fries symbool is, inleverden.
Een deel van de groep weigerde dat en kon de Kamer daarom niet in. De FNP’ers die wel hun speldje afgaven, hadden een ontmoeting met het Friese Kamerlid Aant Jelle Soepboer van NSC, die ook lid is van FNP. Soepboer kondigde via X aan mondelinge vragen te stellen over de ontvangst van zijn partijgenoten in Den Haag.
De Tweede Kamer hanteert een „neutraal toegangsbeleid”, aldus een woordvoerster. Zo is het niet toegestaan om kleding met een demonstratieboodschap of andere ‘verstorende’ uitingen te dragen. „Bezoekers die een vergadering van de Tweede Kamer willen bijwonen, moeten bij binnenkomst eerst langs de beveiligingscontrole. Daar wordt een afweging gemaakt of iets onder de regels valt. Echter blijkt in dit geval sprake van een misverstand, omdat het onduidelijk was dat de groep op bezoek was bij een Kamerlid en niet voor het bijwonen van een vergadering. Dat werd pas achteraf duidelijk. In dit geval zijn pompeblêdspeldjes toegestaan in de Tweede Kamer.”
De FNP, die in het provinciebestuur in Friesland zit, heeft de ambitie om mee te doen aan de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Leden van de partij bezochten daarom donderdag diverse politieke organisaties in Den Haag.