Kerk & religieKoloniale oorlog

„Legerpredikanten steunden extreem geweld in Indonesië”

De Nederlandse militaire geestelijken waren er heilig van overtuigd dat de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië een strijd was tussen goed en kwaad. Ze verdedigden daarom het extreme geweld waarvan ze getuige waren.

26 March 2025 06:58Gewijzigd op 26 March 2025 09:29Leestijd 9 minuten
Vlootpredikant ds. D.M. Jalink aan boord van een landingsvaartuig in december 1948. beeld Nationaal Archief
Vlootpredikant ds. D.M. Jalink aan boord van een landingsvaartuig in december 1948. beeld Nationaal Archief

Historicus Koos-jan de Jager concludeert dat na zesenhalf jaar promotieonderzoek. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam verdedigt hij deze woensdagmiddag de dissertatie ”Oorlog zonder genade – Nederlandse militaire geestelijken in Indonesië 1945-1949”. Vrijdag houdt hij daarover een congres in Ede.

Koos-jan de Jager. beeld Froukje Vernooij

Honderden predikanten en priesters stonden de troepen bij tijdens hun diensttijd in de archipel. Bijna allen behoorden ze tot een van de drie grote kerken: de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Rooms-Katholieke Kerk. Tot die drie kerkverbanden beperkte de promovendus zijn onderzoek dan ook.

De protestantse veldpredikers en rooms-katholieke aalmoezeniers waren in Nederlands-Indië voor het moreel en de moraal: ze stonden de jonge militairen geestelijk bij en hielden oog op hun levenswandel.

Dat laatste diende vooral om seksuele uitspattingen te voorkomen. Bij andere morele missers deden de geestelijken hun mond soms niet open, ontdekte De Jager: ze wisten dat de Nederlandse militairen Indonesiërs martelden en executeerden en ze zagen dat kampongs werden platgebrand, maar ze protesteerden er zelden tegen. De geestelijken praatten het geweld zelfs goed. Het proefschrift schetst ­–volgens de publieksversie die nu in de boekhandel ligt– „een schokkend beeld van het aandeel van de Nederlandse kerken aan de genadeloze oorlog in Indonesië”.

„Godsdienst wordt door historici vaak in de marge geplaatst; het is een blinde vlek”

Koos-jan de Jager, promovendus

In de marge

Dit aspect van de koloniale oorlog is niet eerder onderzocht, zegt de promovendus. „Er is weinig oog voor de rol van religie, terwijl een groot deel van de Nederlandse bevolking destijds christelijk was. Dat past in een breder beeld: godsdienst wordt door historici vaak in de marge geplaatst. Het is een blinde vlek. Daar wil ik geen klaagzang over houden, maar je ziet wel dat het religieuze aspect van gebeurtenissen vaak veronachtzaamd wordt. Als je zelf religieus bent, zie je het belang ervan eerder.”

Ook in het onderzoek dat de Nederlandse regering enkele jaren geleden liet uitvoeren naar het geweld in Indonesië kreeg godsdienst volgens De Jager nauwelijks aandacht. „Dat erkenden de onderzoekers, maar het was te laat om het nog in te voegen.”

Ds. Jac. Jonker in gesprek met militairen. Onder het pseudoniem Job Sytzen schreef de gereformeerde legerpredikant een trilogie over de soldaten in Nederlands-Indië. beeld Nationaal Archief

Uit de eerste naoorlogse jaren was bekend dat de Nederlandse kerken het regeringsbeleid veelal steunden: het gezag moet worden gehandhaafd, de orde hersteld en de revolutie bedwongen. Daarmee helpen we het merendeel van de bevolking, dat van de extremisten niets moet hebben. Als moslims in een onafhankelijk Indonesië de macht krijgen, raken christenen in de knel en wordt zendingswerk moeilijk.

„Dat was de heersende opvatting. We wisten ook dat de protestantse zendelingen en katholieke missionarissen er anders tegenover stonden. Zij zagen dat het verlangen naar onafhankelijkheid breed leefde en zeiden: Deze geest krijg je niet terug in de fles; hier moet Nederland wijs mee omgaan. Ook de Indonesische kerken steunden het onafhankelijkheidsstreven.”

De Nederlandse militaire geestelijken keken er heel anders tegen aan, las de Edese historicus in hun rapporten, brieven en dagboeken. „Zij steunden de regering en verdedigden het optreden van de legerleiding. De loyaliteit aan de eigen troepen ging heel ver. Dat bleek ook als de geestelijken met gevaar voor eigen leven meegingen tijdens patrouilles en aanvalsacties, terwijl ze dat niet verplicht waren.”

„Het christendom was in de handen van de legerleiding een krachtig instrument om de oorlogsinspanning te rechtvaardigen”

Koos-jan de Jager, promovendus

De houding van de geestelijken was een steun in de rug voor het leger, schrijft De Jager. „Net als in andere westerse landen was het christendom in de handen van de legerleiding een krachtig instrument om de oorlogsinspanning te rechtvaardigen en ondergeschikten te disciplineren en te motiveren.”

Islam

Er was in Nederland veel onkunde over de situatie in Indië, constateert De Jager. Tijdens de Bersiap kort na de Japanse capitulatie vermoordden jonge Indonesiërs veel Europeanen. „De crisisberichten die Nederland toen bereikten, vormden het beeld: het kwaad van de revolutie moest worden vernietigd. Veel berichten klopten echter niet. Op Java zouden een miljoen christenen omgebracht zijn. Een zendingsorganisatie merkte echter droog op dat er op het eiland niet eens een miljoen christenen woonden.”

Vlootpredikant ds. O. Veening verleent geestelijke hulp aan een gewonde militair (1946). beeld NIMH

In 1945 publiceerden conservatieve islamitische leiders een fatwa waarin iedere moslim in Oost-Java werd verplicht mee te doen in de heilige oorlog tegen het kolonialisme. De invloed van de islam is volgens De Jager echter overschat. „Er zijn wel wat zendelingen vermoord, maar er was geen grote christenvervolging. Dat was te danken aan Soekarno, die de onafhankelijkheidsstrijd leidde. Hij was moslim, maar wilde een seculiere staat met godsdienstvrijheid. Die opvatting kreeg de overhand. In de eerste republikeinse regering zaten veel christenen, zelfs zo veel dat moslims er boos over waren. In Nederland was dat niet bekend.”

Uw boek bevat een stroom berichten over misstanden waaraan de Nederlanders zich schuldig maakten. Veel veteranen hebben echter gezegd dat ze weinig of geen extreem geweld meemaakten.

„Van de uitgezonden militairen stond slechts een klein deel met een wapen aan het front. Verder is het ook maar net wat je als extreem geweld definieert. Het platbranden van een kampong, is dat nodig of is het een oorlogsmisdaad? De berichten laten zien dat extreem geweld heel vaak aan de orde was. Het was niet maar hier en daar een rotte appel die zich eraan schuldig maakte. Al zeg ik ook niet dat een meerderheid van de militairen extreem geweld toepaste.

Als het gaat om schuld, ligt de verantwoordelijkheid niet exclusief bij de militairen, maar ook bij het hele Nederlandse volk: de regering plaatste de militairen in een onmogelijke positie en hield dat vol toen duidelijk werd dat de strijd niet te winnen was.”

U stelt dat de geestelijken bewust een verkeerd beeld van de situatie in Indonesië schetsten. Waarop baseert u dat?

„Er was geen censuur; ze hadden de waarheid kunnen schrijven. De geestelijken deden echter aan zelfcensuur. Ze wilden de vuile was niet buitenhangen en hadden ook het idee dat men in Nederland de situatie in Indië toch niet begreep. Toen Amerikaanse kerken tegen het geweld in Indonesië protesteerden, reisde hoofdvlootpredikant ds. J.H. Sillevis Smitt naar de Verenigde Staten om het Nederlandse optreden te verdedigen. Terwijl hij beter wist: al jaren ontving hij brieven en rapporten over heftig militair geweld.”

Ds. Jalink vond ontaarding van Nederlanders erger dan het lukraak doden van Indonesiërs door kapitein Westerling

Westerling

Kenmerkend is volgens De Jager dat de geestelijken het rigoureuze optreden van kapitein Westerling op het eiland Celebes (Sulawesi) niet afwezen. Daar werden lukraak grote aantallen burgers gedood. Vlootpredikant ds. D.M. Jalink noteerde: „Wat ons even drukte, en soms wel heel zwaar hinderde, was de wijze waarop hier tegen de extremisten werd opgetreden. Er moet uiteraard krachtig worden opgetreden en helaas zijn strenge straffen onvermijdelijk. Maar dit mag niet worden tot onmenselijkheid, en zeker moet getracht worden te voorkomen, dat onze Hollandse jongens verleren, in den inlander een door God geschapen mens te zien. Te gemakkelijk wordt hier over mensenlevens gesproken, te weinig besef bleek er voor het lijden van den tegenstander. Van ridderlijkheid tegenover de overwonnen vijand is te weinig sprake. Executies dreigen te verworden tot afslachtingen van weerlozen.”

Hij relativeerde echter: „Zeker moeten wij voorzichtig zijn met het voorbarig uitspreken van een oordeel in deze moeilijke materie. De mentaliteit van den inheemse eist nu eenmaal een oosterse aanpak. Mijn bezwaar gaat dan ook haast meer tegen de dreigende ontaarding van onze Hollandse jongens dan tegen de behandeling van de inlanders op zichzelf genomen.”

Vlootpredikant ds. O. Veening in gesprek met militairen. beeld NIMH

De geestelijken aarzelden of dit geweld wel door de beugel kon. „Maar nee, zij veroordeelden de methode-Westerling niet, ze accepteerden haar als de enige manier”, schrijft De Jager. „Hun loyaliteit aan de troepen bleek vrijwel grenzeloos. Jalink vond het mentale welzijn, de „dreigende ontaarding” van de Nederlandse militairen simpelweg belangrijker dan de dood van honderden Indonesiërs.”

In 1949 moest Nederland Indië opgeven. „De troepen voelden dat hun inzet nutteloos was geweest”, schrijft u. Dat zeggen niet alle veteranen u na. Is een verloren strijd per definitie nutteloos?

„De veteranen hebben vaak gewezen op de goede dingen die ze voor de bevolking hebben kunnen doen. Die waren er zeker, en dat krijgt op het ogenblik weinig aandacht. Doordat de hoeveelheid geweld lange tijd weggemoffeld is, staat dat geweld nu volop in de belangstelling. Ik hoop dat er openheid over álle aspecten van de gebeurtenissen ontstaat. Het is wel van belang schriftelijke bronnen te raadplegen, want het menselijk geheugen is erg selectief.”

Hoe reageren de weinige veteranen die nog in leven zijn en nabestaanden van militairen op de conclusies die u tot nu toe naar buiten bracht?

„Bij de lezingen die ik gaf, verwachtte ik meer negatieve reacties. Er is echter veel openheid: laten we bekijken waar het misging. Kinderen en kleinkinderen van veteranen willen weten wat er echt is gebeurd, juist ook omdat de militairen vaak weinig vertelden. Trauma’s verzwijgen heeft impact op volgende generaties: je ontneemt die de gelegenheid om te begrijpen wat er is gebeurd. Daarom is openheid zo belangrijk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer