Cuba verdient aan fraaie stranden, vieze nikkel en bekwame artsen
Zoek de overeenkomsten. Bij het zien van de twee foto’s zou je denken: verkeerde opdracht bij de verkeerde plaatjes, want er zijn enkel verschillen. Toch zijn er overeenkomsten. Zo zijn beide opnamen in Cuba gemaakt. De vervuilende fabriek staat in de buurt van Baracoa, een stad in het oosten van het land. En fraaie stranden vind je overal in Cuba.

De belangrijkste overeenkomst tussen die industriële vuiligheid en natuurlijke schoonheid is dat ze twee inkomstenbronnen zijn voor het Cubaanse regime. Nikkel wordt rond en in deze fabriek opgediept en verwerkt en dat is goud waard op de internationale markt. Met de inkomsten financiert Cuba de import van voedsel en andere eerste levensbehoeften. In plaats van die zelf te produceren moet daarvan immers meer dan de helft worden ingevoerd. Nikkel is een van de krukken die Cuba’s failliete planeconomie overeind moeten houden.

Een ander ‘exportproduct’ zijn in Cuba opgeleide artsen, verpleegkundigen, leraren en ingenieurs. Ze worden tegen lucratieve prijzen naar arme landen gestuurd. Dat levert deviezen op en het is goed voor het imago in het buitenland. Dus terwijl de medische zorg in Cuba zucht en kraakt, houdt het regime naar buiten toe de schone schijn op.
Terug naar die stranden en de andere ‘prothese’ die Cuba’s economie moet stutten: toerisme. Om gasten te lokken verkoopt Havana zich als ideaal vakantieland. Sinds corona lukt dat een stuk minder en ook de diepe crisis knaagt aan dat beeld van vakantieoord. Misschien is dat maar goed ook, want generaals, partijfunctionarissen en bobo’s uit de wereld van de geheime dienst varen wel bij deze sector: hotels en aanverwante sectoren staan op hun naam.
Wie toch als toerist naar Cuba wil, doet er goed aan stranden achter zich te laten en het land in te trekken. Om de gewone bevolking mee te laten profiteren van zijn of haar aanwezigheid. Het kan dankzij scheurtjes in de centraal geleide planeconomie van het regime. Waardoor er ruimte komt voor particulier initiatief van burgers. Die initiatieven zijn er in soorten en maten. Zo zijn er de ”cuentapropisatas” (zij die voor eigen rekening werken): eigenaars van pizzeria’s, ijssalons en souvenirwinkeltjes en ook kappers en muzikanten vallen eronder. Onderdak regel je bij een ”casas particulares” (bed and breakfast) in plaats van in een staatshotel. En wie trek heeft, eet in ”paladares”, huiskamerrestaurants.
Cubanen direct bereiken en helpen is het doel van de RD-actie. Ook toeristen zouden dat (meer) moeten nastreven.