„De oppositiepartij beweert dat ik de noodtoestand heb uitgeroepen om een dictatuur te vestigen en mijn bewind te verlengen. Dit is een verzonnen plan om mij valselijk te beschuldigen van opstand”, zei Yoon. Hij verklaarde dat het land een „existentiële crisis” doormaakte en noemde de noodtoestand een „dringende oproep aan het volk om de situatie te erkennen en gezamenlijk actie te ondernemen om deze te overwinnen”.

Het proces draaide grotendeels om de vraag of Yoon de grondwet heeft geschonden door de noodtoestand af te kondigen, iets wat normaal alleen gebeurt in tijden van nationale crisis of oorlog. De oppositie stelt dat Yoons besluit onvoldoende was gerechtvaardigd.

Oppositielid Jung Chung-rae vertelde in een emotionele slotverklaring over de martelingen die hij in de jaren tachtig had meegemaakt onder het toenmalige militaire regime in Zuid-Korea. Hij drong er bij het hof op aan in overweging te nemen dat een „ontelbaar” aantal doden zou zijn gevallen bij een succesvolle invoering van de noodtoestand.

Nu alle hoorzittingen in het proces hebben plaatsgevonden, gaan de acht rechters in overleg. Er zijn zes stemmen nodig voor een afzetting. Experts verwachten dat de rechters halverwege maart met hun oordeel komen.

Het hof is het afzettingsproces begonnen, omdat het parlement halverwege december voor een motie van afzetting tegen Yoon stemde. De oppositie kreeg daarbij steun van een aantal van Yoons partijgenoten.

Yoon kondigde de noodtoestand begin december af als ongekende maatregel tegen de oppositie, die de parlementaire meerderheid heeft. Parlementariërs wisten onder chaotische omstandigheden het parlement binnen te komen en de noodtoestand weg te stemmen. De maatregel werd daardoor na zes uur weer opgeheven. De situatie heeft geleid tot de grootste politieke crisis in Zuid-Korea in decennia.

Tegen de 64-jarige Yoon loopt ook een strafzaak. De president zit sinds vorige maand vast op verdenking van het leiden van een opstand.