Kerk & religieRecensie 

Strijden met God is vooral een gevecht met jezelf

Het is een boek dat heel anders is dan je zou verwachten op basis van de titel. Verrassend en vervreemdend. Dat zit verpakt in het boek met de ondertitel ”Waarnemingen van het goddelijke”.

Prof. dr. M.J. Kater
13 February 2025 17:33
Schilderij ”Monnik bij de zee” (1808), Caspar David Friedrich. beeld Wikimedia
Schilderij ”Monnik bij de zee” (1808), Caspar David Friedrich. beeld Wikimedia

Als een psycholoog de Bijbel opendoet, kan dat tot verrassende inzichten leiden. Tegelijkertijd lijkt het er meer dan eens op dat voor de schrijver de Bijbel niet meer is dan een neerslag van de ervaringen –zelfs oerervaringen– die mensen met God opdoen. ”God” openbaart minder Wie Hij Zelf is dan wie wij zijn. Naast verrassingen dus ook momenten van vervreemding bij wat je leest. Aan de hand van momenten van verrassing en vervreemding volgt hieronder een bespreking van wat dit boek te bieden heeft.

Wie zou verwachten dat de strijder met God, Jakob bij Pniël, aandacht krijgt in deze dikke pil, komt teleurgesteld uit. Het boek zet in met een weergave van de geschiedenis –volgens de schrijver het verhaal– van de profeet Elia. Voor de schrijver is Elia het prototype van transformatie, van „rups naar vlinder”. Zo ziet hij ook de hemelvaart van Elia. Dat is zo’n moment van vervreemding.

Na de hoofdstukken over ”Adam, Eva, hoogmoed, zelftwijfel en zondeval” en een hoofdstuk over ”Kaïn, Abel en offeren” volgen hoofdstukken waaruit blijkt dat ”God” voor de schrijver meer de stem is van binnenuit dan de God Die met Zijn Woord van buitenaf inbreekt in een mensenleven. Achtereenvolgens komen aan de orde: God als de oproep om ons voor te bereiden (Noach), God versus tirannie en hoogmoed (toren van Babel), God als bezielde oproep tot avontuur (Abraham) en God als vreselijke geest van vrijheid (Mozes). Na een beschouwing over hedonisme en infantiele verleiding waarin Peterson refereert aan de verering van het gouden kalf bij de Horeb, eindigt het boek met een beschrijving over ”Jona en de eeuwige afgrond”.

Vermoeiend

De schrijver, dr. Jordan B. Peterson, is cultuurcriticus en emeritus hoogleraar psychologie aan de universiteit van Toronto. Een eerder boek van hem (”12 regels voor het leven”) werd een wereldwijde bestseller. Ook dit boek zal z’n weg wel vinden. Hoewel het enerzijds vermoeiend is om een boek te lezen waarbij af en toe je gereformeerde haren overeind gaan staan, maakt hij als cultuurcriticus veel rake opmerkingen. Zo is hij kritisch richting de hoogmoed die zijns inziens zo vaak tot uitdrukking komt in (natuur)wetenschappen. Hij trekt zelfs een parallel tussen een religieuze praktijk van bidden en het beoefenen van wetenschap. Het gaat om je buigen, je nederig weten, je overweldigd weten en beseffen dat alles wat je onderzoekt veel groter is dan wat je ooit zult weten. Op het eerste gezicht lijkt het vreemd om het buigen voor God te vergelijken met de beoefening van wetenschap. Toch is het zo’n moment van verrassing.

Kritisch verwerken van literatuur betekent ook zelfkritiek uitoefenen

De schrijver duidt ”God” als ”het goddelijke”, ook al gebruikt hij woorden die je gebruikt bij het spreken over een persoon. Tijdens het lezen dringt zich herhaaldelijk de vraag op: bedoelt de schrijver toch een persoon, maar houdt hij het vaag om binnen zijn wetenschap gehoord te worden, waarbinnen ”God” psychologisch ingevuld wordt? Met die vraag bleef ik zitten. Weer zo’n moment van vervreemding.

Dit alles wordt voortdurend afgewisseld met verrassende passages die te denken geven. Als voorbeeld neem ik de geschiedenis van Mozes bij de brandende braamstruik, waarbij het gaat over heilige grond. „Het heilige is wat ons ontroert wanneer we het ontmoeten; wat ontzag inboezemt bij het begrijpen ervan; wat verlicht, snijdt en wegbrandt, en transformeert”. Kritisch verwerken van literatuur betekent ook zelfkritiek uitoefenen. Wat is er in onze gereformeerde theologie, onze kerken zó heilig?! En wat te denken van de volgende zin: „De transformerende kracht van de diepten is identiek aan de Logos die op de diepte broedt, het kaf van het koren en de schapen van de bokken scheidt en zich in alle richtingen wendt als de poortwachter van Eden.” Dergelijke zinnen verwerken geeft genoeg te denken.

Veel aandacht besteedt Peterson in zijn boek aan het geweten en de functie daarvan als ”innerlijke stem” waardoor we geroepen worden. Strijden met God blijkt strijden tegen jezelf te zijn.

Parallel

In het laatste hoofdstuk treft de lezer diepe, existentiële gedachten aan over onze „Jona-achtige pogingen ons te verstoppen” voor waartoe we geroepen worden. Nee, Jona wordt niet door ”het goddelijke” maar door God geroepen. Maar daarmee zijn we nog niet van onze roeping af, integendeel.

Ik eindig deze bespreking met de parallel die Peterson trekt tussen het graf in deze geschiedenis en de weg van Christus: „Hij is de man geworden die het licht in de duisternis zocht en vond. Hij is de man geworden die diep heeft geleerd wat hij wel en niet moet vrezen: de diepblauwe zee, de hel en God Zelf, niet zijn eigen gemak en comfort, en niet zijn medemens. Hij is de man geworden met een diepte van lijden waardoor zijn woord onweerstaanbaar geworden is, zelfs voor wie zelf diep zondigen”. Vaak moest ik tijdens het lezen van dit boek denken aan de negentiende-eeuwse wetenschapper Wilhelm Dilthey: „Elk verstaan impliceert een recreatie in mijn psyche”.

Wij die worstelen met God. Waarnemingen van het goddelijke, Jordan B. Peterson; uitg. Prometheüs; 591 blz.; € 32,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer