China hoopt op samenwerking met Trump op het gebied van handel
China hoopt met de nieuwe Amerikaanse president Donald Trump te kunnen samenwerken om de handelskwesties op te lossen. China en de Verenigde Staten zijn de twee grootste economieën ter wereld, maar hebben al jaren een gespannen handelsrelatie. Trump legde tijdens zijn eerste termijn al heffingen op voor de import uit China, waarbij hij verwees naar vermeende oneerlijke handelspraktijken van Beijing.
Ook onder oud-president Joe Biden werd de druk op China verder opgevoerd met ingrijpende Amerikaanse exportbeperkingen, die China moeten verhinderen om de geavanceerdste chips te ontwikkelen. Trump dreigde tijdens zijn verkiezingscampagne nog verder te gaan met tarieven van tot 60 procent op Chinese goederen.
„Beijing is bereid om de dialoog met de VS te versterken en de samenwerking uit te breiden om de economische en handelsrelaties te verbeteren”, zei woordvoerder Guo Jiakun van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken. De woordvoerder erkende de „verschillen en fricties” tussen Beijing en Washington, maar zei dat de gemeenschappelijke belangen en ruimte voor samenwerking tussen de twee landen „enorm” zijn.
Met betrekking tot de toekomst van de Chinese app TikTok in de VS, verklaarde Guo dat Beijing hoopt dat Washington Chinese bedrijven een eerlijk zakenklimaat biedt. De populaire app krijgt van Trump 75 dagen langer de tijd om operationeel te blijven in de VS. Trump zei wel dat hij het recht heeft om „TikTok te verkopen of te sluiten”. Wat hij gaat doen, is echter nog onduidelijk.
De woordvoerder reageerde ook op Trumps bevel om Cuba weer op de lijst te zetten van landen die terrorisme sponsoren. Hij maakte daarmee een beslissing van zijn voorganger Joe Biden vorige week meteen ongedaan. China en Cuba zijn socialistische bondgenoten, en Beijing heeft zich consequent verzet tegen Washingtons decennialange economische blokkade van Havana. Het besluit rond Cuba onthult volgens Guo „het hegemonische, hooghartige en intimiderende gezicht van de VS” en roept twijfels op over de „geloofwaardigheid” van Washington.