Muziek

Hymnoloog Jan Luth bij afscheid: Wij zijn verleerd protestantse erfenis goed te hanteren

Wel de sacramenten en de ambten, niet de liturgie. Calvinisten hebben selectief gewinkeld in het gedachtegoed van Johannes Calvijn, zegt dr. Jan Luth bij zijn afscheid als universitair docent liturgiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Jan-Kees Karels

4 November 2016 19:00Gewijzigd op 16 November 2020 08:14

Meer dan 35 jaar was dr. Luth aan de Groningse faculteit godgeleerdheid verbonden. Zijn indrukwekkende lijst publicaties gaat over gemeentezang en liedcultuur, over orgelkunde en het werk van J. S. Bach.

Luth begon met orgel spelen toen hij een jaar of zes was, zegt hij. „Mijn vader overleed toen ik drie jaar oud was. Ik was enig kind en ben dus met mijn moeder opgegroeid. Zij ging regelmatig naar vrienden, bij wie we dan rond het harmonium zongen.”

Nu woont hij in een appartement op loopafstand van het oude stadscentrum van Groningen. Daar vertelt hij over het afscheid van de universiteit, over zijn belangstelling voor muziek en liturgie, de vriendschap met dr. Ewald Kooiman en liedteksten die „de diepgang van een surfplank” hebben. „Straks houden de ver­gaderingen en de colleges op”, zegt Luth. „Onlangs gaf ik mijn laatste college. De studenten hadden gebak laten aanrukken, er sprak waardering uit.”

Stilzitten is er na het afscheid voor Luth niet bij. „Mensen die met pensioen zijn, hebben het tegenwoordig zo druk dat ze zich niet kunnen voorstellen dat ze vroeger tijd hadden om te werken”, grapt hij. Serieus: „Ik ben bezig met nog enkele boeken. Zo heb ik een groot bestand gegevens over de gemeentezangpraktijk, het onderwerp van mijn proefschrift destijds. En ik heb een enorm kaartensysteem op het terrein van de uitvoerings­praktijk van organisten, over vinger­zetting, articulatie en registratie. Deze informatie heb ik verzameld in de tijd dat ik veel contact had met dr. Ewald Kooiman. En met Ton Koopman werk ik aan een project over de stemmingen van orgels.”

Luth studeerde theologie in Kampen aan de vrijgemaakte universiteit, een studie die hij later combineerde met kerkmuziek en muziekwetenschap. In 1980 werd hij benoemd aan de Rijksuniversiteit Groningen om hymnologie te doceren. In 1986 promoveerde hij bij Casper Honders op een proefschrift over de geschiedenis van de gemeentezang in Nederland.

Welke belangrijke ontwikkeling heeft u de laatste jaren gezien in de beoefening van de kerkmuziek in Nederland?

„Toen ik nog studeerde, kwam het Liedboek voor de kerken (1973) uit. Ik heb het proces in z’n laatste fase meegemaakt, inclusief de gedachtegang van de Liturgische Beweging eromheen. Na mijn benoeming in Groningen zag je de opkomst van een belevingsgeloof met opwekkingsliederen en gospel. Vooral de laatste tien jaar is die ontwikkeling heel snel gegaan. Het repertoire was er altijd al wel, maar het werd thuis of tijdens jeugdkampen gezongen. Nu is het in de liturgie doorgedrongen. Dat is een ingrijpende ontwikkeling geweest. Je ziet dat het godsbeeld ook is veranderd: ik en mijn beleving zijn steeds belangrijker geworden.”

Waarom is het protestantse kerken niet gelukt om deze liederen buiten de muren te houden?

„Dat is in de lutherse kerken beter gelukt dan in de calvinistische. Calvijn had heldere ideeën over de liturgie, maar die zijn nooit onderdeel geworden van het calvinisme. De calvinistische kerken hebben Calvijn selectief gebruikt: wel op het punt van sacramenten en kerkelijke organisatie, niet op het punt van liturgie en kerkmuziek. Voor Calvijn was gemeentezang gezongen verkondiging. Ze heeft zelfs een grotere actieradius dan de gesproken verkondiging. In feite zegt Calvijn dat de gezongen verkondiging, de gemeentezang, belangrijker is dan de preek. Dat is bepaald niet eigen aan het calvinistische gedachtegoed. Op dit punt staan Luther en Calvijn dichter bij elkaar dan vaak wordt gedacht. In de literatuur wordt Luther de grote stimulator van kerkmuziek genoemd, en Calvijn een bekrompen tobber die slechts zegt wat allemaal niet mag. Dat is een volkomen verkeerd beeld. Het feit dat latere calvinistische kerken Calvijn niet in zijn liturgische opvatting hebben gevolgd, verklaart mede waarom er geen vanzelfsprekendheid van stijl en niveau is ontstaan. Daardoor konden andere invloeden makkelijk binnenkomen.”

Over de muzikale invulling van een christelijke eredienst bestaan uiteenlopende ideeën: van gospel tot een rooms-katholieke mis. Wat zijn voor u ankerpunten?

„In hoofdzaak zijn er maar twee vormen. Enerzijds het patroon van de rooms-katholieke mis, tegenwoordig ook wel „dienst van Schrift en tafel” genoemd. Je vindt deze vorm in het grootste gedeelte van het christendom, zoals de Rooms-Katholieke Kerk, de anglicaanse en de oosters-orthodoxe kerken, en in zekere zin ook bij de luthersen. Daarnaast hebben we een kleine groep, het calvinistisch protestantisme, met het model van de laatmiddeleeuwse preekdienst. Daarin hebben Schriftlezing en preek een belangrijke plek, en de drie catechismus­stukken geloof, gebod en gebed: het Credo, de Tien Geboden en het Onze Vader. Je kunt erover discussiëren welk model het meest aantrekkelijk is. Maar belangrijker is de vraag: wat verstaat men onder liturgie? Liturgie verbeeldt wat geen oog gezien heeft en geen oor gehoord heeft. Dat uitgangspunt vraagt om een specifiek godsbeeld. Het betekent ook dat je geen genoegen neemt met slechte teksten die de diepgang van een surfplank hebben; met slechte melodieën die gebaseerd zijn op slechts twee of drie harmonische functies, en met de laatste mode op welk terrein ook. Ik vind het altijd jammer dat in discussies de uitgangspunten buiten beeld blijven. Je kunt een mening hebben over opwekkingsliederen, je kunt Geneefse psalmen saai vinden. Maar wat is je vertrekpunt? Hoe ziet je godsbeeld eruit? Als we verder willen komen, moeten we dit soort discussies voeren, ook als het gaat over goede kerkmuziek.”

In een opinieartikel onlangs in het ND schreef Jasper van den Bovenkamp dat een geseculariseerde ziel in een rooms-katholieke liturgie pas echt kan ademhalen. In de protestantse dienst zou de preek te veel centraal staan. Wat vindt u?

„Het ligt er helemaal aan wat je in de rooms-katholieke liturgie meent te vinden. Het gaat dan waarschijnlijk om spiritualiteit, stijl en vorm, een zekere heiligheid. Als dat de insteek is, kan ik me er wel iets bij voorstellen. Maar met een goede protestantse liturgie kun je dat ook bereiken. Wie de eigen protestantse traditie goed verstaat, is niet per se afhankelijk van een rooms-katholieke liturgie.”

Een voorbeeld: een preek van vijftig minuten of langer kan de liturgie uit evenwicht brengen.

„Dat is zeker waar. Calvijn zei: Gemeentezang is gezongen verkondiging. In een kerkdienst zong de gemeente gemiddeld 35 strofen. Zijn opvatting was dus in de praktijk voelbaar, hoorbaar en merkbaar: meer dan een halfuur gemeentezang. Vergelijk dat eens met onze praktijk: dat halen wij op geen enkele manier. Wij zijn verleerd de protestantse erfenis goed te hanteren. Als we Calvijn serieus hadden genomen, had je waarschijnlijk niet zo’n dominantie van de preek gehad.”

>>rd.nl/muziek/janluth voor een video.


Afscheid dr. Jan Luth

Donderdag neemt hymnoloog dr. Jan Luth afscheid als universitair docent liturgiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ter gelegenheid daarvan vindt ’s middags een symposium plaats: ”Singet und musicieret”. Sprekers zijn dr. Jan Smelik, drs. Jaco van der Knijff en dr. Arie Eikelboom. Na afloop vindt in de Groningse Martinikerk een concert plaats, gegeven door Jan Luth en het kamerkoor van het Collegium Musicum Loppersum o.l.v. Jelke Hamersma.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer