Groningse BBB-gedeputeerde opnieuw onder vuur
De Groningse landbouwgedeputeerde Henk Emmens (BBB) heeft opnieuw kritiek te verduren gekregen van een reeks fracties in Provinciale Staten. Hij had voor de kerstdagen in een „persoonlijk” vraaggesprek met RTV Noord gezegd het een „zegen” te vinden dat het kabinet het ‘stikstoffonds’ van ruim 20 miljard euro heeft geschrapt, omdat het vooral was gekoppeld aan natuurdoelen. Dat is niet het standpunt van het college en daarom had Emmens „misschien achteraf andere woorden moeten kiezen”.
Onder meer D66, CDA, Volt en ChristenUnie vonden de uitspraak niet gepast. Ook PvdA en GroenLinks waren het niet eens met Emmens. Deze partijen proberen met BBB en VVD een nieuwe coalitie te vormen, nadat de ChristenUnie de huidige coalitie vorig jaar afbrak.
Emmens nam de kritiek ter harte en zei ervan te leren. Hij was in de overtuiging dat het om een persoonlijk interview ging en zal teksten in het vervolg goed laten nalezen. „Woorden doen ertoe, daar zal ik beter mijn best op doen.” De politicus heeft al vaker kritiek gekregen. Zo bood hij bij zijn installatie al excuses aan en nam expliciet afstand van door hem gelikete samenzweringsachtige tweets. Deze keer hoefde het niet zo ver te komen.
Door het schrappen van het miljardenfonds en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) verkeren de provincies in onzekerheid over de financiering van hun plannen voor natuur, landbouw, water en klimaat. Emmens miste in het fonds onder meer het verdienvermogen van de boer. „Dat weerhoudt mij niet om elke dag geld te proberen te krijgen van het Rijk, bijvoorbeeld voor innovatie”, verdedigde hij zich.
Statenleden bespraken het gebiedsplan voor de toekomst van het landelijk gebied, waarvoor de provincie 3,3 miljard euro nodig denkt te hebben. Meerdere fracties vinden dat keuzes in het plan ontbreken. Maar omdat water-, natuur en klimaatdoelen vastliggen moet de provincie zelf initiatieven nemen, klonk het.
Het geld is er niet, maar Emmens en veel fracties zien het gebiedsplan wel als een basis om zelf kleinschalig projecten uit te voeren, na twee jaar van ‘gebiedsprocessen’ met boeren, waterschappen, gemeenten, natuurorganisaties en betrokken burgers.