De Bedside Singers raken harten in het hospice
Een hospice in Utrecht op een grijze zaterdag in november. Op de gang klinkt ”Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft”. Haast eindeloos lijkt het door te gaan. Wie zingt er op een plek als deze – en waarom?
Zacht wervelen de stemmen door de hal van het Stadshospice in Utrecht. „Noe, noe, noe. Spread your wings and fly.” Drie zangers, twee vrouwen en een man, staan in een halve cirkel onderaan bij de trap. Hun bovenlichamen wiegen voorzichtig mee op het ritme. Een paar deuren van de kamers staan deze zaterdagmiddag open, zodat de muziek ongestoord naar binnen kan. Hier liggen mensen voor wie het leven heel binnenkort ophoudt.
Na een paar nummers verplaatsen de zangers zich een klein stukje, naar de smalle gang die naast de keuken ligt. De man geeft bij een nieuw stuk de toon aan met een stemvork. Alt en sopraan zetten om de beurt in. „The river is flowing”, klinkt het. Alles uit het hoofd. De rustige melodieën verspreiden zich door het gebouw.
Zo eens in de twee weken zijn de zangers hier te vinden, vertelt Piet Hein van der Ven even later. Hij richtte in 2019 de Bedside Singers Utrecht en omstreken op, een plaatselijke tak van de landelijke stichting die eveneens in 2019 het levenslicht zag (zie ”Bedside Singers”). Doel van de stichting: door middel van muziek verlichting brengen aan mensen in de laatste levensfase. Of, zoals de stichting het zelf verwoordt: „Wij zingen voor de ziel op reis.” Van der Ven is binnen de Bedside Singers Utrecht en omstreken zogenaamd anker: hij regelt de muziek, leidt de repetities en is voorman bij ‘optredens’.
Bij de afdeling Utrecht en omstreken zijn negen zangers betrokken. Ze repeteren om de week op de donderdagavond. Bij het Stadhospice komen ze elke twee weken: soms op een vrijdag, soms op een zaterdag. Meestal zijn de zangers met z’n drieën, vertelt Van der Ven. Dat heeft alles te maken met het intieme karakter van hun optreden. Soms worden ze gevraagd om wat te zingen in een van de kamers van de mensen, aan het bed. „Als we met meer dan drie zijn, wordt het snel te veel in zo’n kamer.”
Zo eens in de twee weken zijn er zangers te vinden in het Stadshospice in Utrecht
Het repertoire is door de kleine bezetting doorgaans ook driestemmig. Van der Ven probeert muziek te kiezen met rustige melodieën. Bovendien heeft de landelijke organisatie een database waarin een heel aantal liederen te vinden zijn voor de leden. Daar mag elke afdeling uit putten. Onlangs verscheen er een speciale Bedside Singers-bundel met nog weer tien driestemmige liederen.
De Bedside Singers zijn niet verbonden aan een religieuze stroming, zo vermeldt de website. De gezongen liederen zijn ook niet per se religieus, al ademen ze wel een spirituele sfeer. Zo zitten er geregeld Taizéliederen tussen, vertelt Van der Ven. En als een bewoner het wil, kunnen ze een christelijk lied zingen. „In dit stadshospice hebben we drie of vier keer voor een man gezongen die rooms-katholiek was. Voor hem zongen we een oud katholiek devotieliedje.”
Intiem
Ook vandaag komt Taizé langs: het lied ”Als alles duister is”. Een gesluierde vrouw komt uit een kamer gelopen. Eerder gaf ze de zangers al een hand en stelde ze zichzelf voor als Aisha. Ze is op bezoek bij haar man, die in het hospice ligt. Sopraan Margriet vraagt of de zangers in de kamer van de man mogen zingen. Zo komt de muziek nog dichter bij de mensen. Aisha vindt het goed. Normaal gesproken zingen de Bedside Singers in de kamers op een krukje, om niet te dominant in de kamer aanwezig te zijn. Deze keer gaat het zo snel dat de krukjes per ongeluk op de gang blijven.
Haar man ligt onder een deken op zijn zij met afgewend gelaat. Zijn vrouw zit in een stoel en kijkt de zangers aan. Bij het eerste lied blijft de man roerloos liggen. Dan zetten de zangers het tweede stuk in. „Assalam Aleikum”, zingen ze, ”vrede zij u” in het Arabisch. Dan gebeurt iets wonderlijks. De deken beweegt en de man heft heel even zijn gezicht op naar de zangers. Het is of hij iets herkent. Het voelt bijna te intiem om hierbij te zijn.
„Niemand heeft er wat aan als wij een brok in de keel krijgen; dan kun je niet meer zingen” - Piet Hein van der Ven, oprichter en leider Bedside Singers Utrecht en omstreken
„Dat was bijzonder, hè”, zegt Van der Ven na afloop. „Dat moment waarop hij ons aankeek.” Dit is waar het bij de Bedside Singers om draait: troost brengen bij mensen die al op de drempel van de dood liggen, of die door dementie de wereld door een waas waarnemen. Krijg je dan toch contact, dan kan dat jezelf ook diep raken. Maar het laatste wat een zanger wil, is een brok in de keel. Aan het begin van zijn tijd bij de Bedside Singers had Van der Ven hier weleens last van, zegt hij. „Toen vond ik het wel lastig hoor. Maar nu kan ik het beter aan. Niemand heeft er immers wat aan als wij een brok in de keel krijgen. Dan kun je niet meer zingen.”
Tijdens de repetities werd in het verleden dan ook aandacht besteed aan het emotionele aspect. Er kwam een vrijwilliger langs die op een stretcher ging liggen, terwijl de groep om haar heen stond en deze persoon toezong. „Op die manier oefen je het aan het bed zingen, zodat het je niet overkomt als je daadwerkelijk aan iemands bed zingt.”
Dat wil niet zeggen dat de zangers het nooit te kwaad krijgen. Eens werden de zangers bij het bed geroepen van de man van Sonja, die toen zelf ook een Bedside Singer was bij de afdeling Utrecht en omstreken. „Dat was heel emotioneel”, herinnert Van der Ven zich. Sonja’s man overleed en inmiddels zit Sonja niet meer bij het koor. „Ze kon het niet volhouden om bij ons te zingen. Elke keer bij de repetities werd ze herinnerd aan die keer dat we bij haar man zongen.” Zo kwam er ruimte voor een nieuwe alt: Corinne Vuijk, vandaag ook aanwezig. Vuijk haalt een ander voorbeeld aan van een emotioneel moment. „We zongen in een verpleeghuis voor een dame met dementie. Die zat met gebogen hoofd in een stoel. Toen we begonnen, richtte ze zich helemaal op en keek me strak aan.”
„Wel even leuk”
Peter, een andere bewoner, heeft deze zaterdagmiddag gevraagd of de zangers in de keuken wat voor hem willen komen zingen. In zijn rolstoel zit hij al te wachten aan tafel. De keuken is klein maar knus, met een zwart-wit geruite vloer en een bos verse bloemen op tafel. Peter oogt nog redelijk fit. „Wel even leuk”, licht hij zijn verzoek toe. Het driekoppige koor zet ”Siyahamba” in, een wat opgewekter liedje dan wat eerder klonk. De zangers proberen echt contact te maken: ze kijken elkaar en de man voor wie ze zingen aan. Na afloop klapt Peter. „Nou, geweldig!” Van der Ven stelt het lied ”Noyana” voor: een Afrikaans uptempo liedje dat wat meer swingt. De ogen van de man stralen. Dit komt aan. „Dat was ook heel mooi”, verzucht hij na afloop. Ze nemen afscheid. „Misschien tot de volgende keer”, zegt Van der Ven. „Tot ziens”, zegt Peter. Als de zangers weglopen, zegt hij nog tegen een van de vrijwilligers: „Ik vond het echt leuk.”
„Als je helemaal niks meer kunt en dan komt ineens zo’n koor binnen met mooi gezang, dan smelt je hart een beetje denk ik” - Yvonne Schrofer, vrijwilliger Stadshospice Utrecht
Vrijwilliger Yvonne Schrofer ziet dat mensen de komst van de Bedside Singers echt waarderen. „Het is natuurlijk per gast verschillend, maar sommige mensen waarderen het heel erg. Ik denk ook dat het troost. Als je helemaal niks meer kunt en dan komt ineens zo’n koor binnen met mooi gezang, dan smelt je hart een beetje denk ik.”
Schrofer is nu zo’n vijf jaar als vrijwilliger actief in het Stadshospice en draait twee diensten van vier uur per week. In totaal kan het Stadshospice zes mensen opvangen – ze noemen deze mensen ”gasten”. Gemiddeld verblijven de gasten vier weken in het hospice voor ze overlijden. Maar soms duurt het langer. Peter, de man uit de keuken, is er nu vier maanden. Voor hem hebben de Bedside Singers al vaker gezongen. Het „tot ziens” dat net klonk is dus niet misplaatst.
Het gaat niet eens zozeer om de schoonheid van de muziek, denkt Schrofer. „Gasten vertellen vaak dat ze het bijzonder vinden dat er een groep voor hen alleen komt. Die persoonlijke aandacht. Dat ze niks hoeven, alleen maar te luisteren.” Soms zijn gasten zelf musicus geweest. Dat maakt de komst van de zangers extra bijzonder. Een vrouw was docent muziek geweest en had zelf gezongen. „Voor haar hebben we drie keer gezongen”, herinnert Van der Ven zich. „Ze zei ook van: Oh, zo zuiver. Ze luisterde met technische oren. Dat is wel leuk, ze vond het echt mooi.”
Ego
Een andere keer komen de zangers bij een man terecht die vroeger bij het Radio Filharmonisch Orkest speelde als altviolist. „Die begon over de frasering te praten, meteen heel muziektechnisch”, herinnert Vuijk zich. „Het is natuurlijk heerlijk om even zo voor je idee met vakgenoten te spreken.” Al pratend komen ze erachter dat de man vrijzinnig Joods is. Dan bewijst zich het nut van een uitgebreid repertoire: Van der Ven heeft een Joods slaapliedje achter de hand dat ze voor de man hebben gezongen.
Niet iedereen kan zomaar lid van een Bedside Singers-koor worden. Vooraf is er een auditie waarop Van der Ven niet alleen de stem maar ook iemands persoonlijkheid beoordeelt. „Ik let erop of het ego van een persoon niet te groot is. Een groot ego kan heel leuk zijn als je op een koor zit, dan kun je jezelf lekker laten horen. Maar hierbij past dat niet. Hier ben je dienstbaar. Ik luister dus of de stem ook klein kan zijn en of iemand zacht kan zingen.”
„Ik ben geraakt door wat in Psalm 103 staat: wij leven op de adem van Zijn stem” - Corinne Vuijk, alt bij de Bedside Singers Utrecht en omstreken
Dienstbaar zijn loopt als een rode draad door het vrijwilligerswerk van de Bedside Singers. Alt Corinne Vuijk kan zich ook helemaal hierin vinden. Ze is christen en vindt het mooi om haar van God gekregen talent in te zetten voor een ander. „Ik ben geraakt door wat in Psalm 103 staat: Wij leven op de adem van Zijn stem (berijming 1967, MvdS). De adem heb je gekregen, ook om te zingen. Ik ervaar dat als een geschenk dat ik graag ten dienste van anderen wil stellen.”
Vuijk was via koren al veel met zang bezig en vindt zingen „fantastisch” om te doen. Maar ze zocht naar iets wat niet primair voor zichzelf is. „Natuurlijk was het zingen op een koor deels ook voor anderen, maar toch vooral voor mezelf. Ik zocht een manier om zingen in te zetten voor een ander. Omdat ik weet dat het veel troost kan brengen.” Ze denkt dat muziek in alle ernst rondom het levenseinde ook verlichting kan brengen. „Je bent er in een periode dat er een donkere wolk boven het leven hangt. De mensen om de zieke heen kunnen hier later ook op terugkijken. Dit zorgt voor een bijzondere herinnering.”
Vrijwilliger Yvonne Schrofer ziet hoe muziek in de laatste levensfase een therapeutisch effect kan hebben. Muziek is in staat iemand weer in contact te brengen met zichzelf, zegt ze. „Mensen worden er wat zachter door vanbinnen en komen dichter bij hun gevoel. Ze merken dan bijvoorbeeld dat ze verdriet, machteloosheid of kwaadheid ervaren en dat ook mogen voelen. Ik vind het altijd mooi als mensen zich op een andere manier kunnen uiten dan door te praten. De muziek haalt mensen ook even uit de nare sfeer.”
Kwetsbaar
Toch kan niet iedereen de muziek even zeer waarderen, zo blijkt deze middag. Al een aantal keer heeft een van de gasten gebeld vanuit zijn kamer, en de zangers hebben zich al zo ver mogelijk van zijn kamer verwijderd. Als blijkt dat hij er nog steeds last van heeft, besluit Van der Ven om direct te stoppen. Ietwat beduusd keren de zangers terug in hun zaaltje; zoiets maken ze niet vaak mee.
Het is ook heel kwetsbaar: je ligt doodziek in een bed en drie wildvreemden komen vlak bij je kamerdeur staan zingen. „Sommige mensen vinden dat in het begin confronterend”, zegt Schrofer. Ze denkt dat dat toch te maken kan hebben met de rustige, ietwat gewijde sfeer die eromheen hangt, al zijn de liederen doorgaans niet religieus. „Misschien zijn mensen dat ook niet zo gewend.” „Of ze houden niet zo van een poppenkast rondom hun bed”, vult Van der Ven aan.
Voor nu vertrekken de drie zangers naar huis voor de rest van hun weekend. Over twee weken staan ze er gewoon weer, met hun liederen van troost.