BuitenlandTerugblik 2024

RD-correspondente in Israël Jeannette Gabay blikt terug op oorlogsjaar 2024

Terwijl ik met mensen in mijn omgeving spreek over de inhoud van deze terugblik, bekruipt mij het gevoel niet voldoende recht van spreken te hebben. Ja, mijn man is al ruim 400 dagen reservist, maar hij is dicht bij huis gestationeerd. Ja, we moeten schuilen als de sirenes loeien, maar we kunnen tenminste in ons eigen huis wonen. Ja, ik maak me zorgen over mijn kinderen, maar ze zijn gelukkig nog niet dienstplichtig.

Jeannette Gabay-Schoonderwoerd
30 December 2024 07:55Gewijzigd op 30 December 2024 10:06
De familie Gabay voor het Meer van Galilea. beeld Jeannette Gabay
De familie Gabay voor het Meer van Galilea. beeld Jeannette Gabay

„Dat is het hem juist”, stelt mijn man. „De oorlog brengt naast alle ellende ook doorleefde dankbaarheid naar boven, het besef dat dingen zo anders hadden kunnen zijn. Verbind beide in je stuk.” En zo besluit ik mijn persoonlijke beschouwing als niet-Joodse Nederlands-Israëlische correspondente, woonachtig op slechts 5 kilometer van de grens met Syrië, te verbinden met het verhaal van onze Druzische aannemer Muadad Shaar. Tijdens het bouwproces van ons nieuwe huis waren we van zeer nabij getuige van het diepe verdriet dat Muadad ten deel viel: het verlies van zijn zoon Milar Muadad, die aan het voetballen was toen een raketinslag hem dodelijk trof.

„De oorlog brengt naast alle ellende ook doorleefde dankbaarheid naar boven, het besef dat dingen zo anders hadden kunnen zijn” - Moshe Gabay, echtgenoot Jeannette Gabay-Schoonderwoerd

Milar en Muadad

Normaal treffen we elkaar op de bouwplaats, maar dit keer ontmoet ik Muadad in zijn woonplaats Majdal Shams, waar op 27 juli 2024 een dodelijke raket insloeg. Als we ruim vier maanden na de tragedie samen het beruchte voetbalveld bezoeken, zijn er nog overal stille getuigen van de ramp zichtbaar: het gescheurde hek, de verbrande stepjes, de kapotte ramen en gaten van ingeslagen raketscherven tot op wel 200 meter van de plek van de inslag.

„Ik was thuis toen de raket insloeg”, deelt Muadad. „Ons huis staat niet ver van het voetbalveld. We hoorden zowel het alarm als de snel daaropvolgende explosie. Ik heb me laten vertellen dat er slechts acht seconden tussenbeide zaten, te weinig tijd om beschutting te zoeken.” Het duurde niet lang voordat de Shaars begrepen dat er een raket was ontploft bij het voetbalveld. „Ik wist dat onze jongste zoon Milar daar was. Hij was groot genoeg om er zelf heen te gaan om met zijn vrienden te voetballen. Ik rende direct naar de plek van het onheil, waar chaos was.”

Met Muadad spoedden vele anderen zich richting het veld. Hulpdiensten voerden met moeite gewonden af, door de drukke wirwar van kronkelende straten. Veel ouders verkeerden lange tijd in grote onzekerheid over het lot van hun kinderen. Pas toen de chaos kalmeerde en de zon onderging, werd de omvang van de ramp duidelijk. Onderzoek ter plekke wees al snel op een inslag van een raket van Iraanse makelij, afgeschoten door Hezbollah. De inslag eiste naast vele tientallen gewonden ook twaalf doden, allen tussen de 10 en 16 jaar oud.

De namen en portretfoto’s van de twaalf slachtoffers, linksonder Milar. beeld Jeannette Gabay

Milar, zoon van Muadad, was met zijn 10 jaar de jongste van de twaalf. „Hij was niet op slag dood”, aldus zijn vader. „Toen het me lukte bij hem te komen, wisselden we nog een paar blikken.” Milar verloor echter het bewustzijn en overleed later die dag. Milar was een lievelingetje, nakomertje en naamdrager van zijn vader. In de woonkamer van de Shaars staan twee trofeeën die Milar verdiende voor zijn prestaties op school. Hij schreef vaak liefkozende briefjes aan zijn moeder en droomde ervan om profvoetballer te worden.

Majdal Shams wordt voor het overgrote deel door Druzen bewoond. De Druzen zijn een etnisch-religieuze minderheid in het Midden-Oosten. In Israël wonen rond de 150.000 Druzen. De Druzenreligie is monotheïstisch en Abrahamitisch en heeft haar wortels in de islam. Onderwerping aan Gods wil en het geloof in transmigratie van de ziel staan in de gemeenschap centraal. „We putten kracht uit het feit dat niemand de zielen van onze prachtige kinderen kan afnemen, en dat ze in een ander lichaam herleven”, bevestigt de moeder van de 11-jarige Alma Fakher Alden. Alma kwam eveneens om op 27 juli. Haar moeder en enkele andere rouwende ouders voegen zich bij ons na afloop van mijn bezoek aan het voetbalveld.

Muadad houdt zich stil. Hij heeft niet veel op met religie. Hij friemelt aan zijn gouden ketting, waarop een afbeelding van Milar staat. In zijn ogen lees ik de pijn. „Toen ik pas met mijn vrouw op stap was, zat ze zeker een uur lang in de auto foto’s en filmpjes van Milar te kijken en onophoudelijk te huilen”, deelt hij. Een van die filmpjes betrof een opname van Milar van kort voor zijn overlijden. In het filmpje spreekt Milar in vloeiend Hebreeuws over vriendschap en vrede. „We zijn allemaal broeders”, stelt hij met een grote lach. Milars moeder deelde het filmpje, het ging viraal en werd wereldwijd gedeeld.

Milar. beeld familie Shaar

„We willen absoluut geen wraak”, bevestigt Alma’s moeder, die op Milars vredesboodschap inhaakt. „We willen ook niet dat mensen ons verhaal kapen voor politiek gewin, of uit eigenbelang. Onze kinderen zijn slachtoffer van een oorlog die niet de onze is. We willen dat het lijden stopt.”

De oorlog is wel de onze

Het is wel degelijk onze oorlog, bedenk ik op de terugweg naar mijn woonplaats Afik.

Deels zit hem dat in de zeer totale beleving van de oorlog van binnenuit. Een oorlog is allesomvattend en kan alleen als collectief doorstaan en beslecht worden. Ons leger is een volksleger dat bestaat uit onze eigen zoons, dochters, mannen, ooms en buurjongens. Iedere Israëliër kent mensen die in Gaza, Libanon of Syrië dien(d)en. Veel gezinnen zijn langdurig ontwricht omdat de vaders opgeroepen zijn voor reservedienst. Omdat veel reservisten ontbreken, moeten de thuisblijvers dubbel zo hard werken. Veel sectoren draaien al langere tijd op vrijwilligerswerk. Er waren de afgelopen maanden daarnaast duizenden raketalarmen en vele terreuraanslagen. Tienduizenden Israëliërs zijn ontheemd en de trauma’s van 7 oktober 2023 hebben diepe wonden veroorzaakt in ons mentale weefsel, die veel psychosomatische klachten opleveren.

De vlag halfstok in Afik. beeld Jeannette Gabay

Iedere Israëliër heeft een soortgelijk verhaal. De zwaarbevochten hergeboorte van de Joodse staat als veilige haven was noodzaak, en we kunnen hem niet opgeven. Ook anno 2024 motiveert dodelijk, religieus geïnspireerd antisemitisme Israëls vijanden. Hoewel waardige leefomstandigheden voor de Palestijnen zonder twijfel wezenlijk zijn, is het belangrijk om te begrijpen dat de kern van het conflict hem niet zit in de afwezigheid van een Palestijnse staat, maar in de aanwezigheid van een Joodse staat. Zoals er ooit brede weerzin werd gevoeld tegen de Joodse religie en later tegen de Joodse etniciteit, wordt nu het verzet tegen de Joodse connectie met het land zo breed gedragen dat het me keer op keer raakt.

Maar de totaliteit gaat dieper. We hebben namelijk geen alternatief dan onszelf te verdedigen. Hoewel er veel meer groepen te maken hebben met vervolging, is de vervolging van Joden historisch gezien opmerkelijk door de geografische breedte, het voortdurend terugkeren ervan door de eeuwen heen, de intensiteit en het vormveranderende karakter. Iedere Israëliër draagt het ongewenst-zijn in zijn DNA. Zo getuigt de familiegeschiedenis van mijn man van gedwongen bekeringen onder de inquisitie, een bloedbad in Hebron in 1929, de pogroms in de voormalige Sovjet-Unie en verdrijving uit Marokko.

„Onze kinderen zijn slachtoffer van een oorlog die niet de onze is” - Moeder van Alma (11), dochter kwam om na raketaanval

Ook de wereld laat ons voelen dat dit ons aller oorlog is. Kijk maar naar de alarmerende deïndividualiserende retoriek over Israël en Joden die zo veel vaste grond vindt. In het brein van velen geldt een vergaande collectieve verantwoordelijkheid voor Israëliërs en Joden, die voor andere gemeenschappen ontbreekt. Alsof iedere Jood en iedere Israëliër een spreekbuis is van de Israëlische overheden. Stel dat een groep Chinezen zou worden aangevallen in Den Haag, dan zou niemand zeggen: Best begrijpelijk, kijk maar wat de Chinezen met de Oeigoeren doen. Zou er ook maar beginnend begrip zijn voor brandstichting in een moskee, door te stellen: Ja, de islam heeft nu eenmaal ruim 1000 jaar aan kolonialisme, imperialisme en vervolging op zijn kerfstok, of: Kijk maar wat de Taliban doet? Nee, we begrijpen dat er een verschil is tussen het individu en een campagne of verre overheid. We informeren wat Vladi, Wong of Mohammed zelf vinden. Maar als er geweldplegingen zijn tegen Israëliërs of Joden, dan gaat die redenering veel te vaak niet op. „Ja, maar de bezetting”, of „Maar kijk wat er in Gaza gebeurt!” horen we dan. Het individu zijn individualiteit afnemen, maakt het o zo veel makkelijker om hem gewelddadig te benaderen.

De oorlog is helaas de onze, en de onze gemaakt.

Hoe het met ons gaat

Terugkijkend op een jaar oorlog verdringen verschillende emoties zich. Hoop en wanhoop aangaande onze gijzelaars wisselen elkaar af; op het centrale prikbord van onze kibboets wordt dagelijks bijgehouden hoelang ze al in gevangenschap verkeren. Ik zal nooit vergeten hoe mijn kinderen me aankeken toen ze begrepen dat er ook kinderen gekidnapt waren.

De lengte van de oorlog vreet aan ons. Toen er schot zat in het Gazaoffensief, escaleerde de situatie aan de noordgrens. Toen het tot een staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah kwam, kantelde de situatie in Syrië. Die laatste draai aan het wiel leidde ertoe dat de reservedienst van mijn man –nu al ruim 400 dagen in dienst– intensiever is dan ooit. Het blijft spannend om soms uren niets van hem te horen.

Het is zwaar om iedere keer aanpassingen te doen en te reageren op onvoorspelbare situaties. Een plotselinge oproep van mijn man gooit roet in het eten op een gepland verjaardagsfeestje, een drone doet je een kwartier in de greppel liggen terwijl je haast hebt, en een mooi lied op de radio wordt om de haverklap geïnterrumpeerd door de aankondiging van vijandelijke raketten.

Van de flexibiliteit van onze kinderen werd dit jaar ook veel gevraagd. Soms zaten ze wekenlang thuis en leerden ze via Zoom, om dan bij terugkeer op school in korte tijd veel tentamens en toetsen te maken die waren blijven liggen. Bij iedere terugkomst waren de klassen gegroeid met nog meer geëvacueerde kinderen – nieuwe vrienden, maar ook nieuwe trauma’s.

Avondeten in de schuilkelder. beeld Jeannette Gabay

Tijdens de twee grote Iraanse aanvallen zaten we uren ondergronds. We hoorden onophoudelijk diepe, lage dreunen. Het is lastig die momenten te beschrijven, als je met je kinderen speelt om ze bezig te houden, terwijl je je in alle ernst afvraagt hoe slecht het er bovengronds aan toe is. Hoewel het sinds het staakt-het-vuren aan de noordgrens duidelijk rustiger is, is ons door oorlog geprikkelde brein nog altijd gevoelig. De draaiende wasmachine klinkt soms ineens als een beginnende sirene, stepjes die over houten vlonders denderen klinken als geweervuur en als de honden collectief blaffen denken we aan infiltratie. Bij mijn zwager, die kort na 7 oktober in Be’eri diende, brengen bepaalde geuren herinneringen aan die plek van onheil terug.

Eind juni sneuvelde onze 19-jarige buurjongen Eyal in Gaza, korte tijd later moesten we Milar Muadad begraven. Ik leerde hoeveel ruimte verdriet inneemt, hoeveel wolken zich in je hoofd kunnen samenpakken.

Toch is er ook veel positiefs te noemen. De woorden perspectief en proportie komen direct bovendrijven. Luxeproblemen waar je eerder wakker van had gelegen, verdwijnen naar de achtergrond. Tijd doorbrengen met je gezin, verdere familie en vrienden wordt nog belangrijker. De illusie van maakbaarheid verdwijnt en er is weer ruimte voor God. Gezondheid wordt gevierd. De oorlog is op veel manieren ook het ‘antigif’ van de coronapandemie gebleken. Waar sociale verbanden ernstig verzwakt waren door lockdowns en isolatie, smeedde de oorlog nieuwe banden. Gemeenschappen werden weer afhankelijk van elkaar, synagoge- en kerkbezoek steeg, reservisten deden nieuwe vriendschappen op en er ontstond een cultuur van vrijwilligerswerk.

De oorlog smeedde nieuwe banden. Zo ontstond er een cultuur van vrijwilligerswerk. beeld Jeannette Gabay

Ter afsluiting

En daarmee belanden we opnieuw bij de dankbaarheid waar mijn man het over had. Zelfs Muadad ervaart dat, of in ieder geval ten dele. Hij en zijn vrouw moeten verder, ze hebben nog drie kinderen. „Milars afwezigheid benadrukt hun aanwezigheid”, deelt Muadad daarover. Hun dochter zal binnenkort trouwen en hun oudste zoon wordt klaargestoomd om het bouwbedrijf over te nemen.

Ook in mijn geval helpen de kinderen me om iedere keer door te gaan. Hun aanwezigheid een geschenk, hun afhankelijkheid een motivator, hun vragen een spiegel, hun toekomst zowel een drijfveer als een zorg.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer