Armoede kruipt tot in je botten
In Nederland leven honderdduizenden mensen in armoede en de groei is er zeker niet uit. Beter begrip is het begin van een oplossing, meent onderzoeker Latifa Abidi van Maastricht University. In het videocollege ”Eens arm altijd arm?” legt ze uit waarom.
Abidi weet waar ze over praat. Haar ouders kwamen in 1977 vanuit Tunesië naar Nederland en in het gezin met vier kinderen lag de hand altijd op de knip. Het lukte de jonge vrouw op te klimmen op de maatschappelijke ladder. „Ik heb geluk gehad”, zegt ze daar zelf over in een videocollege van de Universiteit van Nederland. Het laat zien dat de oplossing niet ligt in gewoon een beetje harder werken.
Armoedebeleid komt voor het overgrote deel uit de koker van hoogopgeleiden. Die lijken weinig te snappen van het probleem, constateert Abidi. Voor de onderzoeker gezondheidsbevordering was dat een reden om een initiatief te starten waarbij wetenschappers samenwerken met mensen met geldzorgen.
Hoe dat werkt, blijkt uit het gesprek met Chantal, een van de deelnemers, die woont in de Maastrichtse achterstandswijk Pottenberg. Bij haar thuis op de bank vertelt ze niet alleen dat armoede in alle vezels van je bestaan kruipt, ze laat het ook zien. Het maakt in één klap duidelijk dat het kortzichtig is als een hulpverlener aan haar voorstelt om eens een terrasje te pakken als ze somber en gestrest is.
In lijn met de zeven vinkjes naar succes (man, wit, hetero, vwo, universiteit, Nederlandse ouders die rijk of hoogopgeleid zijn), somt Abidi de zeven vonkjes naar armoede op „die je affikken”. Is er weinig geld, zijn je ouders niet in Nederland geboren en hebben ze geen diploma, dan wordt het al lastig. Tel daar fysieke en mentale problemen bij op, gebrek aan duurzame relaties, geweld in de directe omgeving en ervaar je ongelijkheid in de maatschappij, dan zijn alle ingrediënten voor een leven in diepe armoede aanwezig.
Het schrijnende beeld dat Abidi schetst, wordt geïllustreerd door de omstandigheden waarin de uit Vlaanderen afkomstige Tim ’S Jongers zijn eerste dertig levensjaren doorbracht. Net als Abidi groeide hij op in de laagste sociale klasse, maar bij hem ontbrak het ook nog eens aan liefde thuis. Geweld, verwaarlozing, uithuisplaatsing en verslaving, hij maakte het allemaal mee.
Evenals de Maastrichtse onderzoeker is ’S Jongers ervan doordrongen dat, wil je armoede aanpakken, eerst de kijk van hoogopgeleiden op armoede moet veranderen. Hij doet dat op overtuigende wijze in zijn boek ”Armoede uitgelegd aan mensen met geld”, dat eerder dit jaar verscheen. Het is niet alleen een persoonlijk relaas, maar ook een grondige studie, toegelicht met de uitkomsten van tientallen onderzoeken.
De succesvolle wending in zijn leven betekent niet dat de publicist en politicoloog zijn oude leven achter zich kan laten. Dat hij, ondanks dat hij al jaren in Nederland woont, vasthoudt aan zijn Vlaamse accent, komt deels omdat hij zo zijn spraakgebrek weet te maskeren. Logopedie was in zijn jeugd volledig buiten beeld, evenals tandartszorg. Die laatste heeft hem inmiddels al vele duizenden euro’s gekost.
Wie zegt dat gezondheidszorg tot 18 jaar toch gratis is, geeft aan de boodschap van ’S Jongers niet goed te begrijpen. Dat geld komt, evenals allerlei potjes en subsidies, vaak helemaal niet op de goede plek terecht. Mensen weten het niet, snappen het niet, of durven het niet aan te nemen, omdat ze bang zijn dat ze later terug moeten betalen.
Zeker personen die niet goed weten wat zich in achterstandswijken op straat en achter de voordeur afspeelt, doen er goed aan te proberen door de ogen van Abidi en ’S Jongers naar die wereld te kijken. Doe je dat door het lezen van ”Armoede uitgelegd aan mensen met geld”, dan moet je soms wel wat schuttingtaal voor lief nemen. Voor ’S Jongers is dat een illustratie van de wereld waarin hij opgroeide en die hij nooit helemaal kwijtraakte. Of het nu over taalgebruik, kledingvoorschriften of eetgewoonten gaat, echt leven volgens de regels van hoogopgeleiden lukt hem nooit.