De slepende burgeroorlog in Syrië intensiveerde vorige week toen een coalitie van rebellengroepen onder leiding van Hayat Tahrir al-Sham (HTS) een nieuw offensief begon. Ze trokken onder meer Aleppo binnen, de tweede stad van het land.

In Aleppo wonen zo’n 2 miljoen mensen. De opstandelingen zouden de stad vrijwel volledig in handen hebben en ook het vliegveld hebben veroverd. Sommige buurten worden volgens het Observatorium nog gecontroleerd door Koerdische eenheden.

Het Observatorium, dat zich baseert op eigen bronnen, meldt dat door de recente vijandigheden 267 opstandelingen zijn omgekomen. Aan de zijde van het regime van leider Bashar al Assad vielen zeker 154 doden, zegt de waarnemingsgroep.

Assad wordt gesteund door Iran en Rusland. Syrische en Russische gevechtsvliegtuigen voerden volgens het Observatorium honderden luchtaanvallen uit in gebieden die in handen zijn van de opstandelingen, onder meer in Idlib en Aleppo.

De Verenigde Naties zeggen dat tussen 26 november en 1 december zeker 44 burgers zijn gedood in het noordwesten van Syrië, onder wie 12 kinderen. Ook zouden meer dan 48.000 mensen ontheemd zijn geraakt.

VN-organisatie OCHA, die gaat over de coördinatie van humanitaire aangelegenheden, meldt dat voorzieningen zijn beschadigd. Het gaat dan onder meer om scholen en ziekenhuizen.

Het geweld leidt internationaal tot bezorgdheid. De EU en de VS riepen alle partijen op te de-escaleren. De EU-buitenlanddienst had daarnaast kritiek op Rusland voor het uitvoeren van bombardementen in dichtbevolkte gebieden.