Advent is uitzien naar de wederkomst
Komende zondag begint het nieuwe kerkelijk jaar. Het is dan de eerste adventszondag. Vier weken lang zal de christelijke kerk stilstaan bij het verlangend uitzien naar de komst van de Heere Jezus. En als het goed is zal ze ook uitzien naar Zijn tweede komst.
In de praktijk blijft dat laatste aspect bij allerlei samenkomsten vaak minder aandacht te krijgen. Daarin verschilt onze tijd niet van de periode die voorafging aan de geboorte van het Kind van Bethlehem. Er was toen maar heel beperkt sprake van een verlangend uitzien naar de komst van de Verlosser. In het Nieuwe Testament lezen we alleen van de verwachting bij de hoogbejaarde Anna en Simeon. Wel waren er in Israël mensen die hoopten dat er spoedig een verlosser zou komen die ging zorgen dat het Romeinse juk van hun schouders werd afgenomen. Maar een Heiland zochten veruit de meesten niet.
Advent moet ook gaan over het uitzien naar Jezus’ tweede komst
Het is opvallend dat in de vroege kerkgeschiedenis kerstfeest als zodanig niet werd gevierd. Het gebruik om kerstfeest te houden is pas in de vierde eeuw opgekomen. En om dat feest meer nadruk te geven is na verloop van tijd de adventsperiode op de kerkelijke kalender gekomen.
Nog opvallender is dat in de Vroege Kerk het uitzien naar de wederkomst veel sterker leefde dan in later tijden. De eerste generaties christenen konden eigenlijk niet wachten totdat de Heere Jezus zou terugkomen. De verwachting was ook dat die tweede komst spoedig zou plaatsvinden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Marcus 13:30 en 1 Thessalonicenzen 5.
Uiteindelijk bleek het toch langer te duren. Ziekte, dood, machtsmisbruik en onrecht bleven deel uitmaken van het leven op aarde. Allerlei vragen rond de organisatie van de groeiende gemeenten vroegen om aandacht. De hooggespannen verwachtingen maakten plaats voor vragen en zelfs ongeduld.
Het was daarom niet voor niets dat de apostel Jakobus in zijn brief vermaande om geduld te hebben en vooral om het geloof in daden om te zetten. Maar na die vermaningen en oproepen schreef de apostel om lankmoedig te zijn „want de toekomst des Heeren genaakt”. Anders gezegd: Hij komt spoedig.
Voor de kerk van nu is het nodig daaraan vast te houden. Hij komt. Wanneer? Heel snel. Maar de tijdsrekening van de Heere God is niet dezelfde als die van ons mensen. Van de tijd en het uur weet niemand. Vandaar dat profetieën over de eindtijd waarbij exact het moment van de laatste dag wordt voorspeld, steeds misplaatst blijken te zijn. Zo voorspelde de deze week overleden Amerikaanse evangelist Hal Lindsey dat Jezus in 1988 zou wederkomen. Dat jaar is inmiddels geschiedenis. Lindsey zat er dus naast.
Maar uitstel is geen afstel. Het tijdstip van de wederkomst staat vast. Die zekerheid van zijn naderende komst is een onmisbaar aspect van de ware adventsverwachting.