Forse bezuiniging op subsidie voor ontwikkelingsorganisatie
Maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met ontwikkelingshulp krijgen de komende jaren minder overheidsgeld. Ook moeten ze genoeg andere inkomsten hebben.
Dat heeft minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Reinette Klever maandag bekendgemaakt. Voor de periode 2026-2030 stelt het kabinet 390 tot 565 miljoen euro beschikbaar voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties; dat is ongeveer een miljard minder dan de 1,47 miljard die voor de jaren 2021-2025 was uitgetrokken.
In het nieuwe beleidskader wil Klever samenwerken met non-gouvernementele organisaties (ngo’s) op thema’s als hiv/aids, het tegengaan van schadelijke praktijken als kindhuwelijken, stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap en het beschermen van mensenrechten.
„Leidend voor het nieuwe kader is de wens van het kabinet om lokale maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden te versterken voor hun activiteiten ter plekke”, schrijft Klever. Dat is volgens haar „het meest concreet en meetbaar”. Daarnaast vindt het kabinet „de huidige praktijk” van het financieren van beïnvloeding in Nederland vanuit ontwikkelingshulp „onwenselijk”.
Afhankelijk
Sommige ngo’s zijn wel erg afhankelijk van overheidsgeld, meent het kabinet verder. Daarom moeten die om geld te krijgen uit het nieuwe potje minimaal 50 procent van hun inkomsten niet vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen, al is er ruimte voor maatwerk. Daarnaast gaat het kabinet onderzoek doen naar de optie om ook voor alle andere subsidies uit de begroting van Klever een drempel van 50 procent in te stellen. Op dit moment geldt in een deel van de gevallen een minimumpercentage van 25 procent.
In een ambtelijke bijlage bij de brief van Klever is te zien welke organisaties meer dan 50 procent van hun inkomsten vanuit Buitenlandse Zaken ontvingen. Het gaat onder meer om de progressieve organisaties Rutgers, COC en WO=MEN. In de nota valt ook te lezen dat er maatschappelijke organisaties zijn die werkzaam zijn op „gevoelige thema’s” en minder goed in staat zijn om alternatieve financieringsbronnen aan te boren. De ambtenaren schrijven ook dat ngo’s in ontwikkelingslanden „die zich richten op onderwerpen die in hun context gevoelig liggen” sterk afhankelijk zijn van bijdragen vanuit onder andere Nederlandse ngo’s.
„Het is goed dat de minister meer focus gaat aanbrengen, maar juist op onderwerpen als lhbti en vrouwenrechten kunnen lokale ngo’s niet zonder Nederlandse expertise”, reageerde VVD-Kamerlid Roelien Kamminga maandag op X. Ook tijdens het debat over de begroting van minister Klever voor 2025, deze woensdag en donderdag, zullen Kamerleden ongetwijfeld de vinger leggen bij de aangekondigde bezuiniging en de gevolgen daarvan.
NSC-Kamerlid Femke Zeedijk schrijft in een reactie op LinkedIn dat haar partij het niet eens is met de aanzienlijk kleinere rol voor het Nederlandse maatschappelijk middenveld. „We willen de minister er komende week van overtuigen alternatieven te overwegen.”
D66’er Mpanzu Bamenga stelt dat het kabinet het maatschappelijk middenveld „buitenspel” zet en „onze democratie en internationale invloed” ondermijnt. Kamerlid Daniëlle Hirsch van GroenLinks-PvdA spreekt van „pijnlijk afbraakbeleid”.
Wijsheid
„Uiteraard zijn we niet blij met deze bezuinigingen”, reageert Rina Molenaar, directeur van Woord en Daad. Haar organisatie juicht de lokalisering toe, maar die vraagt wel om wijsheid, stelt ze. „Lokale partners willen juist graag samenwerken met westerse partijen.” Molenaar voegt daaraan toe dat deze tijd enerzijds extra inspanning vraagt van christelijke politieke partijen en anderzijds het belang van betrokkenheid van kerken en burgers onderstreept.
„Lokale partners willen juist graag samenwerken met westerse partijen” - Rina Molenaar, directeur Woord en Daad
Jochem Duinhof, politiek adviseur bij Dorcas, vreest dat de bezuiniging op Nederlandse ngo’s een averechts effect heeft. „We vrezen dat opgebouwde netwerken en structuren verloren gaan, nu veel partnerschappen vroegtijdig beëindigd worden. We vinden het positief dat de minister meer met organisaties in het buitenland wil samenwerken, maar Nederlandse ngo’s hebben kennis en expertise die cruciaal is voor de samenwerking.”
De maandag aangekondigde bezuiniging van zo’n 1 miljard euro in een tijdsspanne van vijf jaar is overigens nog maar een beperkte concretisering van de totale besparingsoperatie die het kabinet op het terrein van ontwikkelingshulp wil doorvoeren. De coalitiepartijen spraken in de formatie af hier vanaf 2027 jaarlijks 2,4 miljard euro op te bezuinigen.
Afgelopen vrijdag, dus nog voor de brief van Klever van maandag, uitte de Amerikaanse ambassadeur in Nederland haar zorgen over de voorgenomen bezuinigingen. Bezuinigingen op de schaal die nu voorligt zouden „een onmiddellijk effect hebben op ons vermogen en dat van de Verenigde Naties, internationale organisaties en het internationale humanitaire systeem om dringende transnationale behoeften en crises te adresseren”, aldus ambassadeur Shefali Razdan Duggal in een brief aan minister Klever. De diplomate schreef ook een brief aan buitenlandminister Caspar Veldkamp.