„Verblijdt u in de HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen, en zingt vrolijk, alle gij oprechten van hart.”
Psalm 32:11
Rechtvaardige mensen hopen niet op zichzelf of op hun eigen goeddunken. Ook zijn zij van zichzelf niet zo zeker. Zij worden omringd door goedertierenheid, zodat ze daarom gezegend en gelukkig zijn. Om die reden besluit de psalmist, terwijl hij over hen spreekt: „Verblijdt u in de HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen, en zingt vrolijk.” Dat betekent: u, die op God vertrouwt, mag u nu ook in God verheugen. U, die niet op uzelf vertrouwt of zich in uzelf verheugt, maar wanhoopt aan uzelf en treurt over uzelf. U, die uzelf verfoeit en geheel geen behagen in uw eigen gedachten hebt.
„En looft Hem die oprecht van hart zijn.” Dat betekent: wees vrijmoedig en onbevreesd. Verhef u, beroem u in God, wees vrolijk, als iemand die zingt van blijdschap. Want een hart dat oprecht is voor God, hoeft niets meer in zichzelf of iets anders te zoeken, want het rust en staat vast op het eeuwige goed! Dat is: alleen op God! Daarom heeft het reden tot zingen, loven, danken, roemen, pronken en pralen in overvloed. Dat zegt de apostel ook: „Wie roemen wil, beroeme zich in God” (1 Korinthe 1:31). Maar de op zichzelf gerichte zielen, die altijd in zichzelf zoeken en met zichzelf bezig zijn, die pronken met hun valse voorstellingen en hun bedrieglijke goede bedoelingen – zij roemen in zichzelf, maar niet in God. Amen.
Maarten Luther,
reformator te Wittenberg
(”De zeven boetpsalmen”, 1525)