Honderden vrijwilligers trokken het afgelopen jaar naar Israël om personeel te vervangen dat in het leger moet dienen. Donderdag kwamen ze in Bennekom bij elkaar. „In deze tijd zien we wie onze echte vrienden zijn”, zegt de Israëlische ambassadeur.
Pas deze week hoorden de deelnemers waar de bijeenkomst werd gehouden. Dat de ambassadeur zou komen, vernamen ze pas ter plekke. Allemaal vanwege de veiligheid. Een wereldwijde opleving van antisemitisme, pro-Hamasprotesten, angst onder de Joden, het is onacceptabel, zegt ambassadeur Modi Ephraim.
Maar hij komt vandaag vooral positieve dingen zeggen. Over de hartverwarmende steun die zijn volk ontvangt. Koning Willem-Alexander heeft het volgens Ephraim zelf tegen hem gezegd: een grote meerderheid van de Nederlanders steunt Israël. Wel jammer dat het vaak zo’n zwijgende meerderheid is, vindt de ambassadeur.
Vanwege de Hamasterreur moesten veel Israëliërs onder de wapenen. Hun dagelijks werk viel stil; de oogst verkommerde in de kas. Totdat buitenlandse vrijwilligers kwamen helpen. „De kwekers in de Negevwoestijn zijn stoere kerels met geweren, maar ze waren tot tranen toe bewogen toen wij kwamen”, zegt een vrijwilliger uit de gereformeerde gezindte. „In onze kerken is het trouwens niet meer vanzelfsprekend om achter Israël te staan. Je ziet ook wel Israëlmoeheid.” Tien en acht dagen duurden de twee reizen die hij zelf ondernam. „Oogsten, transporteren, onkruid weghalen”, vat hij samen.
Het is best zwaar werk, stelt Jan van Herk van Lema’ancha, de stichting die de vrijwilligers werft. „In warmte die we niet gewend zijn. Het is ook een forse investering: je kunt er eigenlijk alleen met El Al naartoe vliegen, en die rekent een ander tarief dan bijvoorbeeld easyJet.”
Noorden
Israël kwam van zeven kanten onder vuur te liggen. „Maar u stapte op het vliegtuig en kwam naar het oorlogsgebied”, zegt Yitshak Tzur, een hoge functionaris uit Ramat HaNegev, de politieke regio die 22 procent van Israëls grondgebied omvat.
Niet alleen in het zuiden, in de Negevwoestijn, is hulp nodig. Vanuit Bennekom is er een live verbinding met Yariv Milo, een kweker die de leiding van zijn grote bedrijf overgaf aan zijn vrouw en zelf naar het noorden trok. Hij laat zien dat hij langs verlaten huizen loopt: „Negentig procent van de mensen is weg. Alleen de boeren zijn er nog. Het is droevig.” Hij wijst: „Daar zie je Libanon. En daar de Golanhoogte.” Wervend: „Ook hier in het noorden is hulp nodig. Advocado’s oogsten, en appels. Vers voedsel voor ons volk.”
Fulp van der Velden spreekt de zaal toe vanuit het zuiden van Israël. Met zijn vrouw Fabiola is hij daar permanent om de vrijwilligers te begeleiden. „Ze zouden nu een vrije middag hebben, maar zijn spontaan aan het werk gegaan bij een boer die naar het ziekenhuis moest.”
Steun
De zaal zingt, staande. „De woestijn zal bloeien als een roos.” En: „Hou vol, hou vol.” Ambassadeur Ephraim mag niet vertrekken voordat hij koosjere kaas in ontvangst heeft genomen.
Even eerder heeft hij de vrijwilligers en hun familieleden verteld over Ruth Haran uit kibboets Be’eri. Bij de „barbaarse massamoord” door Hamas verloor ze drie familieleden en werden zeven andere verwanten gegijzeld, zegt Ephraim. Het deed hem denken aan zijn moeder, die ook Ruth heet en ook een Holocaustoverlevende uit Roemenië is. De terreuraanslag herinnerde Haran aan de Tweede Wereldoorlog, toen ook Joodse babies werden vermoord en vrouwen werden verkracht „uit genoegen”. Maar er is ook een verschil: „Toen zijn we gevlucht. Dat doen we nu niet; ik zal terugkeren naar huis”, citeert de ambassadeur.
Hij spreekt over de weerbaarheid van het Joodse volk, over de „enorme steun” die Israël van christenen krijgt. Steun vanuit Nederland is niet nieuw, die was er in 1967 –duizenden Nederlanders doneerden geld en bloed–, in 1973 –Nederlandse chauffeurs kwamen de Israëlische vrachtwagens rijden omdat de chauffeurs ervan in het leger zaten– en ook nu: christenen die grote solidariteitsbijeenkomsten houden, en die op het vliegtuig stappen, al blijft hun familie bezorgd achter. „U deed het. U kwam omdat de oogst verloren dreigde te gaan. Dat is vriendschap. Broederschap. Israël staat niet alleen.”