Waarom we dromen en wat we eraan hebben
We hebben ze allemaal, maar niet iedereen kan ze navertellen: dromen. Ook na veel onderzoek zijn wetenschappers er nog niet uit wat precies de functie is van zo’n nachtgezicht. En hoe wat je ’s nachts meemaakt zijn weerslag heeft op het leven overdag. Een antwoord is wellicht te vinden bij mensen die minder dromen: de slechte slapers.
In mijn eentje wandel ik over een bospad. Links en rechts staan, dicht op elkaar, bomen. Plotseling verschijnt aan het eind van het pad een grijze schim, die mijn kant op lijkt te komen. Ik blijf stokstijf staan, terwijl de schim langzaam verandert in een groot dier, dat grommend aan komt rennen. Ik wil weg, maar het is al te laat. Met een grauw springt de wolf tegen me op. Ik val op de grond en zie nog net de blikkerende tanden voor hij mijn keel doorbijt.
Met dit beeld word ik zo eens per twee, drie weken wakker, trillend van angst en graaiend naar mijn mobiel om de zaklamp aan te doen. Een echte, ouderwetse nachtmerrie, zoals ik die vanaf mijn kindertijd ken. Gelukkig zijn het niet altijd nare dromen waarop ik ’s nachts word getrakteerd. Maar ik droom wel vaak; er gaat bijna geen ochtend voorbij of ik sta op met de herinnering aan een parallel leven.
Het fascineert me. Waarom dromen we eigenlijk? En wat gebeurt er tijdens het dromen in onze hersenen en in de rest van ons lichaam? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet ik eerst een stap terug. Want wil je kunnen dromen, dan moet je slapen. Daarover weet Eus van Someren, slaaponderzoeker en hoofd van de afdeling slaap en cognitie van het Nederlands Herseninstituut meer. Slapen verloopt cyclisch, via vier fasen. Eerst kom je in de lichtste vorm, stadium 1. „Als je mensen daaruit wakker maakt, denken ze vaak dat ze nog niet geslapen hebben”, aldus Van Someren. Vervolgens komt stadium 2, een iets diepere slaap, dat overgaat in stadium 3, de diepste slaap. „Bijna narcose. Als iemand je dan wakker maakt, weet je vaak niet waar je bent.” Na die drie stadia komt de remslaap. ”Rem” staat voor ”rapid eye movement”, het deel van de slaap waarin je ogen snelle bewegingen maken. Gedurende de nacht volgen deze fasen elkaar een aantal keer op. Aan het begin van de nacht duurt de remslaap maar een paar minuten, maar verderop in de nacht kan deze tot wel een halfuur aanhouden.
Hoewel het lijkt of je niks doet tijdens de slaap, is het brein druk aan het werk. „Slaap helpt bij leren en vergeten”, vertelt Van Someren, die talloze onderzoeken deed naar de functie van slaap. „Wat je overdag meemaakt, wordt ’s nachts herschikt en opgeruimd. Je brein vat samen en bekijkt wat het wil onthouden. Op die manier vergeet je dingen die niet belangrijk zijn.” Iets dergelijks gebeurt met emoties, aldus Van Someren. „Tijdens de slaap wordt een vervelende ervaring naar een andere plek in het brein verplaatst. Vervolgens zit die ervaring in je hoofd opgeslagen, maar krijg je er geen lichamelijke respons meer bij als je er de volgende dag aan terugdenkt.” Ergens ”een nachtje over slapen” heeft dus daadwerkelijk nut. Leuk weetje: slapen is vooral nodig voor het brein. Het lichaam heeft aan een paar uur hersteltijd genoeg. Dus na het lopen van een stevige wandeling zouden de spieren er na een uur of twee rust weer tegenaan moeten kunnen.
Het brein is ’s nachts dus volop bezig met samenvatten, opruimen en opslaan. En: met dromen. „Uit onderzoek blijkt dat we in alle fasen dromen, maar de meest uitgebreide, levendige dromen hebben we in de remslaap.”
PTSS
Hamvraag is of de genoemde positieve effecten door de slaap komen, of doordat mensen tijdens de slaap dromen. Iets van een antwoord daarop vond Van Someren in een onderzoek naar de remslaap, bij mensen voor wie goed slapen niet vanzelfsprekend is. „Ik zie daar mensen met een rusteloze remslaap. Zij schieten eruit: naar een ander slaapstadium, of ze worden wakker. Soms hebben ze dat niet eens in de gaten. Deze mensen worden vaak gespannen of gestrest wakker.” Het onderzoek is nog steeds gaande; Van Someren spoort mensen die op de wachtlijst staan voor de ggz en slaapproblemen hebben, deel te nemen.
Mensen met een rusteloze remslaap lijden vaak aan angststoornissen of posttraumatisch stressstoornis (PTSS). Met hun dromen is iets bijzonders aan de hand, zag Van Someren. „Als ik ze vraag of ze dromen, zeggen ze vaak nee. Maar als ik vraag of ze ’s nachts veel gedachten hebben, zeggen ze ja. Wat blijkt: bij een verbrokkelde remslaap gaan je dromen op gedachten lijken. En dat ervaar je niet als dromen, maar als piekeren.” Eigenlijk ben je in zo’n toestand zowel aan het slapen als aan het waken, zo blijkt op hersenfilmpjes die van de proefpersonen werden gemaakt: die lieten zowel diepeslaapgolven zien –die duiden op slaap– als hersengolven die normaal alleen te zien zijn als iemand wakker is. „Die slaap staat vanzelf opknappen in de weg”, zegt Van Someren. Slaap zou dus zomaar een deel van de verklaring kunnen zijn waarom de één na een traumatische gebeurtenis er jaren later nog steeds last van heeft en de ander na iets vergelijkbaars snel opkrabbelt.
„Mensen die een psychische stoornis ontwikkelen, zijn vaak mensen die voor die tijd ook al slecht sliepen” - Eus van Someren, slaaponderzoeker bij het Nederlands Herseninstituut
Waarom de één slaapt als een roos en de ander gedurende de nacht diverse keren wakker wordt: helemaal weten onderzoekers het niet. Volgens Van Someren wordt een deel bepaald door genetica: als je ouders slechte slapers waren, is de kans groot dat je het zelf ook bent. Ook vroege jeugdherinneringen spelen een rol, zoals je niet geborgen voelen. „Wat je meemaakt in je vroege kindertijd, wordt bewaard in de aanleg van het brein. Je bent goed geworden in opletten, maar minder goed in in slaap vallen.”
Hij pleit ervoor bij psychische problemen eerst naar de slaap te kijken. „Mensen die een psychische stoornis ontwikkelen, zijn vaak mensen die voor die tijd al slecht sliepen. Zij lopen meer risico op bijvoorbeeld PTSS. En als je dat hebt, slaap je ook weer slechter. Het maakt dus uit hoe je sliep voor je het trauma opliep.”
Nachtwerk
Dat dromen helpt je emoties te verwerken, probeert Sarah Schoch ook aan te tonen in haar onderzoek. Schoch is postdoctoraal onderzoeker aan het Donders Instituut in Nijmegen. Schoch deed in het Donders Slaaplab onderzoek naar hoe dromen en het geheugen met elkaar samenhangen. In het verlengde daarvan bekeek ze welke rol dromen spelen bij de verwerking van emoties.
In de anderhalf jaar dat Schoch bezig is geweest, liet ze 95 deelnemers met elektroden op het hoofd slapen in het lab. Er was wel een moeilijkheid: het is lastig op EEG’s vast te stellen of iemand droomt. Er is, in Schochs woorden, geen „marker” die aangeeft dat iemand aan het dromen is. Dus maakte ze op verschillende momenten tijdens de nacht de proefpersonen wakker om ze te vragen of ze zojuist gedroomd hadden. Dat leverde iets meer dan duizend dromen op. En een hoop nachtwerk voor haarzelf en het team van studenten dat meedraaide in het onderzoek.
Voor resultaten is het nog iets te vroeg, die hoopt Schoch in de loop van 2025 te publiceren. Wel biedt het onderzoek haar de kans om te ontdekken waar dromen allemaal nuttig voor zijn, behalve voor het verwerken van emoties. Zo zijn er veel wildere theorieën over de functie van dromen, nu er steeds meer slaaponderzoek wordt gedaan. Er zijn onderzoekers die beweren dat dromen een simulatie zijn voor het brein om situaties te oefenen waar het nog niet in is geweest. Schoch benadrukt dat die laatste theorie niet te testen valt via haar onderzoek.
Ze ziet het meest in het combineren van diverse functies: dromen als manier om emoties te verwerken, de toekomst te oefenen én om het geheugen te trainen. „Het versterken van het geheugen en de toekomst voorspellen zijn twee kanten van dezelfde medaille. Emoties vertellen ons dat iets belangrijk is en dat we het waarschijnlijk in de toekomst nog eens tegen zullen komen.”
Werd in vroeger tijden de droom gezien als iets wat van buitenaf kwam (zie ”Van buitenaf of binnenuit?”), tegenwoordig stellen wetenschappers dat deze uit onszelf komt. Schoch benadrukt dat theorieën over het nut van dromen in de kinderschoenen staan. „We weten ten diepste niet precies waarom we dromen.”
Boos
Dromen zijn dus van groot belang in de verwerking van emoties, en daarmee voor ons mentale welzijn. Maar wat nu als je ’s nachts geplaagd wordt door onprettige dromen of nachtmerries? Ik heb niet de indruk dat mijn angst voor een confrontatie met de wolf afneemt. Sterker: die neemt eerder toe. Bovendien doen dromen iets met mijn stemming. Na een vervelende droom begin ik met minder plezier aan mijn dag.
Dat is niet zo raar, vertelt Annette van Schagen, die als klinisch psycholoog en psychotherapeut bij onder meer ARQ Centrum’45 veel mensen met nachtmerries helpt. Als je droomt, voelt dat heel realistisch. „Je rationele brein kan later zeggen: het is niet echt gebeurd, maar zo’n indruk maakt het wel. Doordat het zo levensecht gevoeld heeft, kunnen gedurende de dag de beelden van de nachtmerrie zich aan je opdringen, waardoor je je weer angstig of heel boos voelt. Het kan ook zijn dat je zo geschrokken bent, dat je de rest van de nacht slecht geslapen hebt. Of er speelden mensen een rol in je nachtmerrie die je ook in het dagelijks leven tegenkomt, waarna dat nare gevoel weer opgeroepen wordt.”
Ook nachtmerries hebben een duidelijk verband met wat je in het dagelijks leven meemaakt, geeft Van Schagen aan. „Slapen en waken hangen met elkaar samen. Als je een intensieve dag hebt gehad met veel stress, dan zit die stress vaak nog in je lichaam en in je brein als je naar bed gaat. Dat heeft invloed op je slaap. Negatieve herinneringen zijn daardoor makkelijker oproepbaar. Zo ontstaan nachtmerries.”
„Het is de vraag of mensen eerst een ziekte hebben en daardoor nachtmerries, of andersom” - Sarah Schoch, postdoctoraal onderzoeker aan het Donders Instituut in Nijmegen
Van Schagen ziet een nachtmerrie als een „mentale check”. Iets wat Schoch ook benoemt. „Nachtmerries kunnen je vertellen dat er iets mis is. Het verband tussen nachtmerries en depressie en angst is erg interessant. Het is de vraag of mensen eerst een ziekte hebben en daardoor nachtmerries, of andersom.” Nachtmerries zijn normaal, zegt Schoch. „Het is logisch dat we ze hebben, omdat dromen helpen bij het verwerken van emoties. Het is een spectrum wanneer een nare droom nog helpt en wanneer deze een probleem wordt.”
Knokploeg
Vaak kan ik na wakker te zijn geschrokken uit een nachtmerrie na een wc-bezoek wel weer in slaap vallen. Maar dat geldt lang niet voor iedereen. Ongeveer 2 procent van de Nederlanders heeft zo’n last van nachtmerries dat het hun dagelijks leven verstoort. Dan is er sprake van een stoornis, vertelt Van Schagen. „Ik zie mensen die drie, vier of zelfs vijf keer per week een nachtmerrie hebben. Dat kan er een met steeds hetzelfde thema zijn, maar ook elke nacht een andere. Door hun klachten kunnen zij hun werk niet meer doen. Ze blijven overdag maar piekeren en de droom met zich meedragen.”
„Als je je overdag in gedachten een ander einde aan de nachtmerrie inbeeldt, komt deze vaak niet meer terug” - Annette van Schagen, klinisch psycholoog en psychotherapeut
Gelukkig heeft Van Schagen een behandelmethode voor mensen die aan terugkerende nachtmerries lijden. Ze vraagt haar patiënten om overdag een ander einde aan de droom te fantaseren – want in een droom kan alles. „Vaak worden mensen wakker op het moment dat het misgaat. De droom is dan nog niet af. Als je je overdag in gedachten die droom met een ander einde inbeeldt, komt daarna de nachtmerrie vaak niet terug.” In mijn geval bijt de wolf op het eind dan niet mijn keel door, maar spreek ik hem vermanend toe, waarna hij met de staart tussen de poten afdruipt. Of ik huur een knokploeg in die hem de stuipen op het lijf jaagt. In ieder geval: de droom betekent niet mijn einde. Van Schagen heeft goede ervaringen met deze therapie. „Mensen komen na de behandeling soms terug en zeggen dan: Het is niet gelukt, want ik heb de nieuwe droom niet gedroomd. Maar ze hebben de nachtmerrie niet meer gehad, en dus was het effectief.”
Voor mensen die aan slapeloosheid lijden, is een therapie minder makkelijk te ontwikkelen. Van Someren is volop bezig met uitproberen hoe hij deze groep mensen het beste kan helpen. Verrassend genoeg kan het inkorten van slaap mensen helpen. Er wordt dan zo veel slaapdruk opgebouwd, dat mensen na een dag of drie weer een nacht goed doorslapen. Daarmee wordt ook hun remslaap stabieler, ziet Van Someren. De positieve ervaring zorgt er vervolgens voor dat ze meer vertrouwen hebben in hun eigen slaap.
Schaamte
Dromen zijn voor mij soms zo realistisch, dat ik een paar weken later niet meer weet of ik iets heb gedroomd of echt heb meegemaakt. Dat komt doordat dromen gaan fungeren als herinnering. Klinisch psycholoog Annette van Schagen: „Aan een leuke droom denk je net zo terug als aan een leuk uitje of bijzondere gebeurtenis. Ga je ernaar terug in gedachten, dan voel je je weer blij.” Overigens is het de hypothese van Schoch dat we om dezelfde reden –dromen lijken te veel op het echte leven– de droom ons vaak niet meer herinneren. We zijn er niet mee geholpen om droom en realiteit door elkaar te halen.
Een herinnering: dat geeft wel een erg grote status aan een droom. En het zou betekenen dat mijn dromen mede bepalen wie ik ben, want een deel van mijn identiteit is opgebouwd uit de herinneringen die ik in de loop van de jaren heb vergaard. Tegelijk gebeuren er in mijn dromen soms dingen die ik in het echte leven nooit zou (willen) doen. Of zijn er scenario’s te zien waar ik me nooit in zou willen begeven. Het gevoel waarmee ik dan wakker word, is schaamte. Zó wil ik in ieder geval níét zijn.
Volgens Van Schagen zijn die ‘rare’ dromen heel eenvoudig te verklaren: het deel van het brein dat zaken kritisch bekijkt, doet het in de slaap niet. „Je zou kunnen zeggen dat het ethische kompas is uitgeschakeld. Daardoor kun je in je dromen niet-realistische dingen, zoals vliegen. Je kunt de meest fantastische, maar ook de meest gruwelijke dingen. Je doet ook dingen die heel ongemakkelijk voelen, waarvoor je je overdag schaamt. Ik denk dat dit vooral laat zien dat we allemaal mens zijn en universele dingen hebben waarvoor we ons schamen. Maar die rem is er niet in de droom.”
Terug naar de wolf. Misschien is de nachtmerrie een signaal van mijn brein dat ik gestrest ben en wat gas terug moet nemen. Misschien moet ik juist blij zijn met de nare droom, omdat die betekent dat ik druk in de weer ben met het verwerken van vervelende emoties. Misschien bereidt de nachtmerrie me wel voor op een echte situatie –tenslotte woon ik op de Veluwe– en kan ik in mijn droom vast oefenen. Welk scenario voor mij het geloofwaardigst is? Daar ga ik na het schrijven van dit artikel eerst een nachtje over slapen.
> slaapregister.nl voor meer informatie over het onderzoek van Eus van Someren