Het overlijden van haar man in 1989 greep haar erg aan. Ook de Watersnood van 1953 laat haar niet los. Ze weet zich omringd door haar grote nageslacht. Adriaantje Boer-Korevaar werd zondag honderd jaar.
In haar eenvoudige appartement in woonzorgcentrum Graafzicht in het Zuid-Hollandse Bleskensgraaf hangt een mooie collage met alle kinderen, klein-, achterklein- en achterachterkleinkinderen. Namen en geboortedata kan ze niet allemaal bijhouden. De aantallen wel. Eén zoon, gevolgd door drie dochters. En 24 klein-, 95 achterklein- en 4 achterachterkleinkinderen. Plus veel aangetrouwden. Twee kleinkinderen overleden bij de geboorte.
Boer werd op 20 oktober 1924 geboren op een boerderij in het nabijgelegen Ottoland als derde van acht kinderen. Behalve zijzelf zijn alleen nog een zus en twee schoonzussen in leven. Van jongs af aan hielp ze mee op de boerderij. „Ik heb tot mijn 65e jaar koeien gemolken. Allemaal met de hand. We hadden geen melkmachine.” Toen ze vijftien jaar was brak de oorlog uit. Ze weet nog dat de kerk in Bleskensgraaf werd getroffen door bommen. „En ik zag Duitsers in het dorp langskomen.” Vanuit de verte zag ze de vlammen van het gebombardeerde Rotterdam. „Dat was angstig.” De honderdjarige zag ook veel hongerende mensen. „Wij hadden nog genoeg melk, kaas en boter. In de stad hadden ze niets. Mensen kwamen bij ons langs en sliepen bij ons.” Een van de vrouwen die op hongertocht waren, moest op de boerderij bevallen.
Gepachte boerderij
Op 30 oktober 1946 trouwde ze met Arie Boer uit Wijngaarden. Aan de muur in haar appartement hangt de trouwtekst: Efeze 5 : 33. Samen gingen ze op een gepachte boerderij in die plaats wonen, waar ze vooral melkvee hadden.
Na enkele jaren brak een van de moeilijkste periodes uit haar leven aan. Door de Watersnood van 1953 moest het echtpaar de boerderij verlaten. „Het water stond niet in huis, maar wel eromheen.” Arie Boer wilde aanvankelijk niet evacueren. Op een zeker moment waren ze nog het enige gezin dat achterbleef. Toen de nood echt hoog werd, klom Arie op het dak met een wit laken. „Toen kwamen er boten om ons en de koeien naar Sliedrecht te brengen. Wij zaten daar zes weken bij kennissen. De koeien gingen naar Kerk-Avezaath.” Het verhaal van de familie Boer is te zien in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk.
„Er kwamen boten om ons en de koeien naar Sliedrecht te brengen” - Adriaantje Boer-Korevaar, honderdjarige
De boerderij ging later over naar haar zoon Kees. Inmiddels is het geen boerenbedrijf meer. Eind jaren 80 kreeg Arie Boer ALS. Het grijpt de eeuwelinge aan als ze er over spreekt. „Al zijn spieren vielen uit. Hij zei een keer: „Geef mijn arm eens aan.” Dan pakte ik zijn arm. Het was een verdrietige periode. Zijn hoofd bleef wel al die tijd goed.” In 1989 overleed hij op 69-jarige leeftijd. Boer bleef op de boerderij wonen, die inmiddels eigendom was van haar zoon. „Ik heb altijd in een bedstee geslapen.”
Heup gebroken
Drie jaar geleden verhuisde ze naar Graafzicht, nadat ze haar heup had gebroken. Het langetermijngeheugen is nog goed. Maar lichamelijk gaat ze achteruit. Vooral het gehoor is moeizaam. En lopen gaat ook niet meer. Toen ze op zichzelf woonde, kon ze de krant nog lezen. Maar ook dat gaat inmiddels niet meer. „Ik ben hier niet zo vrij als op de boerderij. Maar er wordt goed voor me gezorgd.” Kinderen en kleinkinderen komen dagelijks langs.
Elke zondag luistert ze via de kerktelefoon nog mee met de hersteld hervormde kerk van Giessendam Neder-Hardinxveld en Sliedrecht. Ze vindt het niet eenvoudig om over het geloof te praten. „Ik mag bidden en vragen om zekerheid.” Heeft ze een lievelingspsalm? „O, die zijn er zo veel.” Moeiteloos zegt ze Psalm 103 : 8 op. „En Psalm 25 : 8. “Zie op mij in gunst van boven.” Dat is ook een heel mooie Psalm.”