De vredemissie UNIFIL in het zuiden van Libanon ligt onder vuur – letterlijk. Maar ook figuurlijk heeft de 46 jaar oude VN-missie heel wat te verduren. De resultaten zijn beperkt.
Wie is er blij met Unifil? Israël in elk geval niet. De Israëlische regering uit al lange jaren kritiek op de United Nations Interim Force in Libanon, zoals de naam officieel luidt. Volgens Israël zorgt de aanwezigheid van de militairen er juist voor dat Hezbollah ongestraft zijn gang kan gaan, zonder dat Israël er iets tegen kan doen. Premier Netanyahu wil daarom dat de VN-troepen vertrekken. Hij ligt daarover al langere tijd in de clinch met de secretaris-generaal van de VN, Guterres. Die piekert er niet over om de troepen weg te halen, waardoor ze volgens Netanyahu „gijzelaars van Hezbollah” worden.
En Hezbollah? Dat is evenmin blij met Unifil. Volgens de Hezbollahtop is de vredesmissie te zeer op de hand van Israël. Ooit zei de geestelijk vader van Hezbollah, Mohammad Hussein Fadlallah, dat de blauwhelmen niet Libanon beschermen, maar Israël.
Het is het lot van de vredesmissie: niemand lijkt er blij mee te zijn. Toch heeft Unifil een duidelijke rol: het moet ervoor zorgen dat het zuiden van Libanon soeverein Libanees grondgebied blijft én dat de vrede er gewaarborgd blijft.
Die nobele taak is niet uit de lucht komen vallen. In 1978, drie jaar na het begin van de verwoestende Libanese burgeroorlog die tot 1990 zou duren, werd Unifil opgericht om Israël een halt toe te roepen. Op dat moment was Israël, net als nu, bezig met een grondoperatie in Zuid-Libanon om ervoor te zorgen dat Israël veilig zou blijven. Net als nu waren daar goede redenen voor: de Palestijnse organisatie PLO pleegde destijds vanuit Zuid-Libanon dodelijke terreuraanslagen op Israëlisch grondgebied.
Geen Nederlanders meer
Om de zaken niet nóg verder uit de hand te laten lopen, besloot de internationale gemeenschap dat er tussen de Litanirivier en de grens met Israël een internationale troepenmacht moest komen. Dat werd Unifil. Ook Nederland leverde daaraan ruimschoots zijn deel: tussen 1979 en 1985 hebben er 9000 Nederlandse blauwhelmen gediend.
Nu, 46 jaar later, zijn er nog steeds zo’n 10.000 manschappen van de VN gestationeerd in het zuiden van Libanon, verspreid over vijftig posten, met het hoofdkwartier in Naqoura, aan de Middellandse Zee. Nederlanders doen er, op eentje na, niet meer aan mee. De meeste VN-soldaten van Unifil worden nu geleverd door Aziatische landen (vooral Indonesië, India en Nepal) en Italië.
Veel heeft Unifil in al die jaren niet voor elkaar gekregen. De aanwezigheid van de troepenmacht heeft niet kunnen voorkomen dat Hezbollah zijn machtsbasis in Zuid-Libanon steeds verder uitbreidde, letterlijk onder de ogen van Unifil. Maar optreden kunnen de militairen niet: hun taak is de vrede bewaren, niet actief gevechten aangaan.
De blauwhelmen hebben evenmin kunnen voorkomen dat Israël opnieuw het gebied binnentrok, meerdere keren zelfs. Na 1978 gebeurde dat opnieuw in 1982 en in 2006 – en nu dus weer.
Stressklachten
De jarenlange spanningen in het gebied hebben hun tol geëist: er zijn in de 46-jarige geschiedenis van Unifil meer dan 300 blauwhelmen omgekomen. Die spanningen zijn nog terug te horen in de verhalen van Nederlandse VN-militairen die ooit in Libanon gediend hebben, en van wie een deel nog altijd kampt met posttraumatische stressklachten.
Toch wijzen deskundigen erop dat die offers niet voor niets zijn geweest: de vijandelijkheden in Zuid-Libanon over en weer zouden waarschijnlijk veel massaler zijn geweest als de VN’ers er níét waren.
Hoe het verder moet met Unifil? De kans is nihil dat de VN gaan toegeven aan de Israëlische eis tot terugtrekking. Het verleden leert dat de missie eerder verder versterkt zal worden, zeker zo lang er geen stevige Libanese staat is die het gat zou kunnen opvullen. Aan een van de langstlopende vredesmissies van de VN komt waarschijnlijk dus nog geen einde.