Jonge vluchtelingenkinderen hebben door het huidige asiel- en opvangbeleid te maken met constante stress. Dat belemmert niet alleen hun sociale en emotionele ontwikkeling, maar ook het leren van de Nederlandse taal.
Dat concludeert onderwijswetenschapper Hanneke Leeuwestein. Ze promoveert donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar onderzoek naar het welzijn en de tweedetaalverwerving van jonge vluchtelingenkinderen in Nederland.
Wat hebt u precies onderzocht?
„Ik heb het welbevinden van 136 vluchtelingenkinderen tussen de vier en acht jaar oud vergeleken met dat van 406 Nederlandse leeftijdsgenootjes zonder asielachtergrond. In mijn onderzoek heb ik vooral gefocust op het verband tussen het welzijn van vluchtelingenkinderen en het leren van een tweede taal, in dit geval Nederlands. Het is de eerste keer dat zo’n onderzoek naar deze doelgroep is gedaan.”
Wat is uw belangrijkste conclusie?
„Vluchtelingenkinderen zitten over het algemeen minder lekker in hun vel dan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes. Dat is op zichzelf niet verrassend: veel van deze kinderen hebben immers ingrijpende ervaringen meegemaakt tijdens of voorafgaande aan de vlucht of leven in stressvolle omstandigheden. Een kanttekening daarbij is wel dat het met een groot deel van deze kinderen best goed gaat; zij laten niet echt problematisch gedrag zien dat kan duiden op een trauma.
Wat wel nieuw is: mijn onderzoek laat zien dat deze groep leerlingen minder zogenaamde beschermende factoren heeft. Daarmee bedoel ik dat deze kinderen doorgaans moeilijker kunnen reflecteren op hun gevoelens, minder vrienden hebben, worstelen met een lager zelfbeeld en een niet zo stabiele dagelijkse routine kennen. Dat is zorgelijk, want juist die elementen helpen kinderen om met ingrijpende gebeurtenissen om te gaan. Daarom heten het ook beschérmende factoren.”
Dat verminderd welzijn heeft een relatie met het leren van de Nederlandse taal, toont u in uw onderzoek aan. Hoe zit dat precies?
„In mijn proefschrift concludeer ik dat er een sterk verband is tussen het welbevinden van kinderen en hun vermogen om een tweede taal te leren. Zonder een stabiele basis blijkt het voor jonge vluchtelingenkinderen heel moeilijk om zich op het leren van Nederlands te concentreren. Leerkrachten vertelden me dat ze hun best doen om deze kinderen de taal te leren, maar dat de lessen bij een deel van de leerlingen niet door lijken te dringen. „Ze zitten wel in de klas, maar in hun hoofd zijn ze er niet”, hoorde ik van hen.”
Vluchtelingenkinderen missen de veilige en voorspelbare omgeving die ze nodig hebben om traumatische ervaringen te verwerken en zich te kunnen concentreren op leren - Hanneke Leeuwenstein, promovenda Rijksuniversiteit Groningen
Hoe kunnen leerkrachten deze kinderen het beste ondersteunen?
„Relaties opbouwen is belangrijker dan direct focussen op taal en prestaties. Als kinderen zich veilig voelen en rust ervaren, zijn ze veel beter in staat om te leren. Dus in plaats van meteen de nadruk te leggen op taalonderwijs, kunnen leerkrachten eerst werken aan het welzijn, de verbondenheid en het vertrouwen van de leerlingen. Deze manier van werken in het onderwijs noemen we wel traumasensitief lesgeven.
Tegelijkertijd constateer ik dat het onderwijspersoneel tegen grenzen aanloopt. Ze worden beperkt door de omstandigheden waarmee deze kinderen buiten school te maken hebben. Leerkrachten kunnen het verschil maken, maar het beleid bepaalt de randvoorwaarden.”
U doelt hiermee op het huidige asielbeleid?
„Ja, en de problemen in de asielketen. De vele en vaak niet op tijd aangekondigde verhuizingen, in combinatie met de lange asielaanvraagprocedures en de onzekerheid over de uitkomsten daarvan, voegen veel stress toe aan het leven van jonge vluchtelingenkinderen. Deze stressfactoren na de migratie komen boven op de uitdagingen waarmee vluchtelingkinderen voor en tijdens hun vlucht werden geconfronteerd.
Het gevolg daarvan is dat kinderen de veilige en voorspelbare omgeving missen die ze nodig hebben om mogelijk nare gebeurtenissen te verwerken en zich te kunnen concentreren op leren. Anders gezegd: het gebrek aan rust werkt hun ontwikkelkansen tegen.”
Wat moet er volgens u dan gebeuren?
„Het is nodig om niet alleen het onderwijs voor jonge vluchtelingen te verbeteren, maar ook hun leefomstandigheden. Zonder stabiliteit en veiligheid is het moeilijk voor deze kinderen om een nieuwe taal te leren of zich goed te ontwikkelen. We moeten ervoor zorgen dat deze leerlingen de kans krijgen om op te groeien in een omgeving waar ze tot rust kunnen komen en zich veilig voelen, zodat ze niet alleen Nederlands leren, maar ook de ruimte hebben om te herstellen van wat ze hebben meegemaakt."