Onderwijsbeleid leidt niet tot rust, maar tot onrust in onderwijsveld
Koning Willem-Alexander zei tijdens Prinsjesdag dat het onderwijs is gebaat bij „rust en continuïteit, niet bij grote nieuwe experimenten’’. Maar wie alle plannen van het ministerie van Onderwijs uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma op een rijtje zet, constateert dat er weinig sprake is van rust. Ook niet als het gaat om een aantal onderwerpen die de identiteit van scholen raken.
Vaststaat dat de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB niet morrelt aan de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Linkse plannen om scholen te dwingen iedere leerling die zich aanmeldt toe te laten –ook al past hij of zij niet bij de overtuiging van de school– blijven in de ijskast.
De bewindslieden van Onderwijs, Eppo Bruins (NSC) en Mariëlle Paul (VVD), komen ook niet met voorstellen om structurele veranderingen in het onderwijs aan te brengen. De politiek is tot het inzicht gekomen dat niet alle onderwijsvernieuwingen onderwijsverbeteringen tot gevolg hadden. Dus geen grote experimenten.
Maar dat betekent niet dat het onderwijs in de komende jaren tot rust komt. Het kabinet komt met tal van voorstellen die de nodige onrust in het onderwijsveld zullen veroorzaken. Neem bijvoorbeeld de discussie over de kerndoelen. De achterliggende jaren kwamen er steeds meer taken en verantwoordelijkheden voor de scholen bij. En dat leidde tot een overvol lesprogramma.
Dit kabinet maakt andere keuzes. Als het komt tot een herziening van het aantal kerndoelen, wil het kabinet ook komen tot vermindering van het aantal. Dit nobele uitgangspunt doet het goed op papier, maar als het moet komen tot concrete keuzes, zal de strijd oplaaien. Er zijn altijd wel belangengroepen te vinden die opkomen voor elk kerndoel dat moet verdwijnen.
Het Herstelplan kwaliteit onderwijs zal ongetwijfeld ook voor onrust zorgen. In het regeerprogramma, dat het kabinet enkele dagen voor Prinsjesdag presenteerde, staat dat de bewindslieden nog voor de behandeling van de onderwijsbegroting 2025 in de Kamer de hoofdlijnen van het Herstelplan presenteren. De behandeling van de onderwijsbegroting staat gepland voor de laatste week van november.
In het Herstelplan kwaliteit onderwijs komt nadruk te liggen op lezen, schrijven en rekenen. Sinds een aantal jaren staan deze basisvaardigheden onder druk. Maar ook hier geldt dat het maken van keuzes voor extra tijd en aandacht voor lezen, schrijven en rekenen, tot gevolg heeft dat er minder tijd is voor andere onderdelen van het huidige lesprogramma. En welke onderdelen uit het lesprogramma mogen dan minder aandacht krijgen of welke onderdelen mogen wellicht zelfs verdwijnen?
Ook in het hoger onderwijs zal de komende jaren geen sprake zijn van rust. Er komen ongetwijfeld flinke studentenprotesten. Het kabinet gaat vele miljoenen euro’s bezuinigen op het hoger onderwijs en de wetenschap. Naast deze bezuiniging komt er een langstudeerboete met ingang van het collegejaar 2026-2027. Een bachelor- of een masterstudent moet 3000 euro extra collegegeld betalen als hij of zij langer studeert dan de duur van de opleiding.
Minister Bruins kan ook de nodige weerstand verwachten tegen de drastische verhoging van de btw op cultuur, sport en kranten en boeken. Dat btw-percentage gaat van 9 naar 21 procent.
Ambivalent
Het onderwijsbeleid voor de komende jaren kenmerkt zich deels door ambivalentie. Aan de ene kant wil de overheid de scholen niet overbelasten en de vrije keuze laten. Maar aan de andere kant versterkt diezelfde overheid de grip op het onderwijs.
Een voorbeeld daarvan is het burgerschapsonderwijs. De regering lijkt burgerschapsonderwijs niet langer een basisvaardigheid te noemen en op hetzelfde niveau te plaatsen als rekenen, taal en schrijven.
Maar tegelijkertijd willen de bewindslieden de kerndoelen voor burgerschap in het basis- en voortgezet onderwijs verduidelijken. Daar zijn in de vorige kabinetsperiode al de eerste stappen voor gezet. In de praktijk betekent nader omschrijven vaak aanscherpen. In 2025 moeten de nieuwe kerndoelen in werking treden, dus een dezer maanden zullen de bewindslieden met voorstellen moeten komen.
De onderwijsinspectie ziet scherp toe op de naleving van de wettelijke burgerschapsopdracht, zodat we tijdig kunnen ingrijpen als die niet goed wordt uitgevoerd - Regeerprogramma kabinet-Schoof
Ook in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs moet burgerschap ,een betere plek in het onderwijs” krijgen, zo staat in het regeerprogramma. De overheid gaat zich dus intensiever met dit thema bezighouden. En zal daarop ook controleren. Het regeerprogramma laat daarover geen misverstand bestaan. De onderwijsinspectie ,ziet scherp toe op de naleving van de wettelijke burgerschapsopdracht, zodat we tijdig kunnen ingrijpen als die niet goed wordt uitgevoerd’’.
Op dit moment heeft de onderwijsinspectie de eerste stappen al gezet.
Lector en universitair hoofddocent Piet van der Ploeg concludeerde dat scholen verhoudingsgewijs veel herstelopdrachten voor het burgerschapsonderwijs krijgen.
Prof. Renée van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, komt na eigen onderzoek tot een nog ingrijpender conclusie. Volgens haar verstrekt de onderwijsinspectie herstelopdrachten aan scholen zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Dat is een stevig verwijt, dat de politieke partijen niet naast zich neer kunnen leggen. De verwachting is dat dit onderwerp aan de orde zal komen tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting.
Als het aan staatssecretaris Mariëlle Paul ligt, krijgt de onderwijsinspectie nog meer taken, namelijk controles op het informeel onderwijs. Aanleiding daarvoor zijn vermeende misstanden bij Koranscholen. Er zijn moskeescholen die onder invloed van het salafisme staan, een fundamentalistische stroming binnen de islam. Ze zouden leerlingen opzetten tegen ”ongelovigen” en tegen de Nederlandse samenleving. Omdat de overheid zegt geen verschil te kunnen maken tussen verschillende soorten van informeel onderwijs, kan bij een eventuele wet in principe ook het kerkelijk jeugd- en jongerenwerk met controles te maken krijgen. Een dezer weken gaat de wet in internetconsultatie. Dan mogen alle betrokkenen erop reageren.
De achterliggende maanden is er veel commentaar gekomen op deze plannen. De Tweede Kamer riep de regering dit voorjaar op om het toezicht expliciet en exclusief te richten op situaties van ,radicalisering en strijdigheid met de democratische rechtsorde”.
We verwachten dat leraren werken met onderwijsmethodes die bewezen effectief zijn vanuit de wetenschap en de praktijk en verder politiek neutraal zijn - Regeerprogramma kabinet-Schoof
In het regeerprogramma is hier niets van terug te vinden. Daar staat alleen dat het ministerie van Onderwijs in de wet ,veel aandacht voor de uitvoerbaarheid” zal hebben. Wat het kabinet daaronder verstaat, moet blijken uit de conceptwet als die tijdens de internetconsultatie openbaar komt.
Wat zich hier mogelijk wreekt is het verschil in de politieke achtergrond van de bewindslieden die op Onderwijs de scepter zwaaien. Minister Bruins is lid van NSC en daarvoor was hij ChristenUnie-Kamerlid. Als hij niet van opvatting is veranderd, heeft hij fundamentele bezwaren tegen de komst van wat spottend in de wandelgangen ,de zondagsschoolpolitie’’ wordt genoemd. Staatssecretaris Paul is lid van de VVD en heeft in de achterliggende maanden en in de vorige kabinetsperiode, toen zij ook aan het roer stond van het ministerie van Onderwijs, een- en andermaal laten weten dat zij wil doorgaan op de ingeslagen weg. En het is staatssecretaris Paul die op het gebied van informeel onderwijs de eerst politiek verantwoordelijke is.
Lesmethodes
Opmerkelijk is dat het regeerprogramma op een ander gevoelig thema in het regeerprogramma terughoudender is dan in het hoofdlijnenakkoord. Dat betreft de effectiviteit van onderwijsmethodes. In het hoofdlijnenakkoord staat: ,Onderwijsmethodes moeten bewezen effectief en verder politiek neutraal zijn.’’ Het regeerprogramma meldt: ,We verwachten van leraren dat ze werken met onderwijsmethodes die bewezen effectief zijn vanuit de wetenschap en de praktijk en verder politiek neutraal zijn.’’
De laatste formulering lijkt terughoudender te zijn. Zouden de bewindslieden geschrokken zijn van de reacties op hun aanvankelijke plan? Na de presentatie van het hoofdlijnenakkoord kwam er nogal wat kritiek vanuit het onderwijsveld op deze passage. In het Nederlandse onderwijsstelsel gaat niet de overheid over de keuze voor lesmethodes, maar de school zelf. De vrijheid van inrichting is een van de wezenlijke kernmerken van de vrijheid van onderwijs.
Ik ga niks anders doen dan ik in het afgelopen jaar heb gedaan - Mariëlle Paul, staatssecretaris Onderwijs
In het regeerprogramma legt de overheid de verantwoordelijkheid voor het gebruik van bewezen effectieve methoden nu in de handen van de leraren en gaat daar verder geen consequenties aan verbinden of regels voor opstellen.
De passages over de politieke neutraliteit van lesmethoden in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma verschillen niet veel van elkaar. Als de overheid politieke neutraliteit van schoolboeken wil afdwingen, komt ze op een glibberig pad en treedt ze in de vrijheid en bevoegdheid van scholen. Politieke neutraliteit is ook een lastige, omdat uiteindelijk iedereen werkt en leeft vanuit een eigen wereldbeschouwing. Onderwijs is altijd normerend. En Nederland heeft juist een ingenieus systeem ingericht waarin scholen mogen werken vanuit hun eigen identiteit en wereldbeschouwing. Waarschijnlijk zal er op dit punt niet veel wijzigen ten opzichte van de huidige situatie, waarin scholen zelf hun methodes kiezen.
Seksuele vorming
Gevoelig liggen ook de kerndoelen over relationele en seksuele voorlichting. In het hoofdlijnenakkoord staat dat die ,neutraal en beter toegesneden op de leeftijd van leerlingen, in het bijzonder in het basisonderwijs” moeten zijn. De achtergrond van deze passage is het gedoe dat ontstond na de expliciete beelden en teksten over seksualiteit die kinderen voorgeschoteld kregen als scholen kozen voor de lessenreeks ”Lentekriebels” van de Rutgersstichting.
In het regeerprogramma staat: ,Daarnaast zetten we in op neutrale en leeftijdsadequate doelen in zowel het basis- als het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld waar het gaat om relationele en seksuele vorming.” Het belangrijkste verschil is dat de regering ook voor leerlingen in het voortgezet onderwijs kerndoelen wil formuleren die passen bij de leeftijd. Dat is een uitbreiding. In eerste instantie gold de aanscherping alleen voor het basisonderwijs.
Of deze passage ook daadwerkelijk zal leiden tot verandering in de praktijk, is nog maar de vraag. Staatssecretaris Paul heeft net voor de zomervakantie, tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer waarin Kamerleden van de nieuwe bewindslieden de nieren mochten proeven, gezegd dat er wat haar betreft op dit punt geen beleidswijziging op stapel staat.
GroenLinks-PvdA en D66 waren namelijk ontstemd over de genoemde passage in het hoofdlijnenakkoord. Paul stelde: ,Ik ga niks anders doen dan ik in het afgelopen jaar heb gedaan.’’ Dat was heldere taal. Maar de opstellers van deze passage, de onderhandelaars van PVV, VVD, NSC en BBB, hadden er iets anders mee voor ogen. Die vinden namelijk dat er wél een beleidswijziging moet komen. Als de onderhandelaars op dit punt voet bij stuk willen houden, zullen ze Paul op het matje moeten roepen en haar duidelijk moeten maken dat het juist níét de bedoeling was om alles bij het oude te laten.