Wekelijkse meditatie: Oprechten
Eindelijk is Bileam bij Balak aangekomen. Na alles wat hem onderweg is overkomen met de Engel des Heeren en de ezelin, weet hij nu wel zeker dat zijn weg van God afwijkt. En toch blijft hij het proberen. Het vervloekingsloon lacht hem nog altijd toe. Het is een loon van ongerechtigheid, maar je zult je hart er maar op gesteld hebben.
De volgende morgen gaat Bileam met Balak de hoogten van Baäl op. De zeven altaren, bestemd voor evenzoveel varren en rammen, worden gebouwd vanuit de veronderstelling dat God die gaarne zo heeft. Misschien kan dat helpen om toch zijn doel nog te bereiken.
Maar nee, als hij zijn mond opendoet, blijkt hetgeen hij allang wist: hij moet zegenen. Al heeft Balak hem uit het oosten laten halen om te vloeken, als God niet vloekt en scheldt, dan is er geen doen aan. Het volk van God is een bijzonder volk. Dit gezegende volk zal alleen wonen en niet zijn zoals de andere volken. Het is bestemd om anders te zijn. Daar is niet altijd evenveel van terechtgekomen. Assimilatie heeft voor Israël altijd gedreigd.
Dat geldt helaas nog steeds. Dat geldt ook voor de kerk, die in Israël is ingelijfd. Wij zoeken ook altijd de grenzen op van hoe ver we met de wereld kunnen meegaan. Paulus zegt: Wordt deze wereld niet gelijkvormig. De kerk die met de wereld trouwt, is spoedig weduwe. In het isolement ligt onze kracht. Je behoort niet bij de wereld wanneer je daaruit bent gehaald. Wat komt daar bij ons van terecht? Hoe alleen wonen wij? Blijft het niet bij een paar uiterlijkheden en bijzaken? Hebben wij ons niet grotendeels met het heidendom vermengd? Bileam ziet alleen wonen als een zegen. Wij ook?
Verder wijst Bileam op de grote menigte die Israël omvat. Met zeventig man kwam Jakob in Egypte en nu zijn ze tot een groot volk geworden. Het is als het stof in menigte. Ook dat getuigt van een bijzondere zegen. Gij zult meer en niet minder worden, zei Mozes. Wij mogen ook steeds bidden om de vermeerdering van Gods kerk en volk. Krimp is geen zegen. Groei in breedte en in diepte wel. Ook dat mocht Bileam zeggen.
„Krimp is geen zegen. Groei in breedte en en in diepte wel”
En ja, dan klinkt de wens uit Bileams mond: mijn ziel sterve de dood van de oprechten en mijn uiterste zij gelijk het zijne. Ja, Balak moet van zulke woorden wel het heen-en-weer hebben gekregen. Het zijn warempel allemaal gunsten en zegens die hij uitspreekt. Moet je dat slot zien van wat nog maar zijn eerste en kortste zegening is. Daar wenst Bileam zoals de oprechten van Gods volk te mogen sterven. Ja, wie zal dat niet willen? Als ik het u vraag, knikt u allen bevestigend. Maar bewandel je ook de weg die daarheen leidt? Bileam deed dat in elk geval niet. Zijn weg week van God af en dan kom je nooit goed terecht. Zijn einde was de dood door het zwaard in de oorlog van Israël met de Midianieten. En dan over wat er na die dood komt, nog maar niet te spreken. Wil ons einde zijn zoals dat van de oprechten, dan zullen wij ook als de oprechten moeten wandelen. Dan wordt je dood wel anders dan die van de vijanden van God.