BuitenlandWij | zij
Waarom het Westen voorloopt op de rest

Het valt niet te ontkennen: vrijwel alle moderne uitvindingen die het leven van vandaag wereldwijd zo veel makkelijk maken, zijn ontsproten aan ‘ons’: aan vindingrijke geesten in West-Europa. Van de MRI-scan in een ziekenhuis tot de lantaarnpaal op straat en van het vliegtuig in de lucht tot de smartphone in onze hand: de basis onder deze uitvindingen ligt zonder uitzondering in West-Europa.

Jacob Hoekman
De kathedraal van Lincoln, UK. Het gebouw was tot 1548 het hoogste bouwwerk ter wereld. beeld Unsplash
De kathedraal van Lincoln, UK. Het gebouw was tot 1548 het hoogste bouwwerk ter wereld. beeld Unsplash

Dit feit is een bron van spanning tussen West en Oost, tussen wij en zij. Het Westen en de bijbehorende cultuur wordt erom gehaat en geliefd, vaak tegelijkertijd.

Dit artikel wil met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis wandelen om te achterhalen hoe het kan dat het Westen die unieke positie heeft ingenomen. En of deze positie toekomstbestendig is.

Huygens

Dus ja, het Westen is nu al een paar eeuwen superieur in technologisch opzicht. Geen andere regio ter wereld kan daaraan tippen. Maar wie dacht dat dit te maken heeft met ras of genen of IQ, kan dat vergeten. Het komt door de unieke ontwikkeling die vanaf 1600 in West-Europa plaatshad en die zich later verplaatste naar de Verenigde Staten: die van de moderne natuurwetenschap.

Pioniers als Galilei, Kepler, Descartes, Huygens en Newton zijn niets minder begonnen dan een „herschepping van de wereld”, betoogt wetenschapshistoricus Floris Cohen . Zijn boek met die titel is de meest coherente verhandeling over de bron van ‘onze’ technologische superioriteit die ik ken. En hij maakt korte metten met iedereen die daar trots op is, want die revolutionaire transformatie had net zo goed in China of in de Arabische beschaving kunnen plaatsvinden.

Dat het in het Westen is gebeurd, hangt af van een serie omstandigheden (zoals de aanwezigheid van vrede, interesse, geld) die niemand had kunnen voorspellen. De wetenschappelijke revolutie die Europa voor eeuwen een voorsprong zou geven, had zich ook níét kunnen voltrekken.

Hoe dan ook, het is gebeurd. En het bijzondere is dat zo’n beetje de hele wereld daar nu van profiteert, maar tegelijk moeite heeft met elementen van de Europese en (later) Amerikaanse cultuur die deze technologie heeft voortgebracht.

Tweespalt

Ik denk dat veel christenen in het Westen iets van die dubbelheid herkennen. Wie op vakantie de pracht van een kathedraal in Italië of Engeland op zich laat inwerken, kan diep onder de indruk raken van de rijkdom van de westerse cultuur die dit heeft voortgebracht. Tegelijk zijn de achterliggende waarden die dat mogelijk maakten, geseculariseerd geraakt. Het ontzag voor God heeft als het ware plaatsgemaakt voor ontzag voor de mens en zijn mogelijkheden.

Die tweespalt zit ingebakken in de grondslagen van de wetenschappelijke revolutie. Veel van de pioniers waren zelf christen en werden ook gedreven door hun christen-zijn. Tegelijk kreeg het traditionele christendom er flink van langs, onder anderen van Descartes. Het steekspel tussen hem en onze ‘eigen’ theoloog Voetius over grondslagen van de filosofie heeft nog maar weinig aan actualiteit ingeboet. Volgens Voetius hield Descartes er een vrijwel puur materiële opvatting van de wereld op na, waarbij hogere waarden vroeg of laat het onderspit zouden moeten delven.

Zodra dat gebeurt, graaft een samenleving haar eigen graf, betoogde de Amerikaanse historicus Brooks Adams in de 19e eeuw. Naarmate een samenleving welvarender wordt, zal ze onvermijdelijk geestelijke en creatieve waarden aan de kant gaan schuiven. Velen hebben hem dat nagezegd, omdat ze het om zich heen zagen gebeuren.

Avondland

De oplossing daarvoor? Het is maar net wie je het vraagt. Aan de ene kant heb je de cultuurpessimisten die nauwelijks een toekomst zien omdat het Westen gewoon zijn tijd gehad heeft. Op dit moment liggen er twee dikke pillen van de Duitse filosoof Oswald Spengler voor me, ”De ondergang van het avondland” . Hij analyseerde een eeuw geleden de acht grote culturen die de mensheid heeft voortgebracht: de Chinese, Indiase, Egyptische, Babylonische, Mexicaanse, Grieks-Romeinse, Arabische en ten slotte de westerse cultuur.

Spengler constateerde honderd jaar geleden al, in de lijn van Brooks Adams, dat de westerse ziel is uitgeput – net zoals ooit de ziel van de andere culturen uitgeput raakte. We kunnen geen kathedralen meer bouwen zoals vroeger, leven en moraal zijn niet meer vanzelfsprekend, we zijn vooral nog gericht op groei en geld.

Vanuit deze optiek is het verdere verval van Europa en de neergang van het Westen onvermijdelijk. Het is de kern van de zogenoemde cyclustheorie; een van de oudste theoretische modellen in de sociologie. Het is een theorie van opgaan, blinken en verzinken.

„Moeilijke tijden creëren sterke mannen, sterke mannen creëren goede tijden, goede tijden creëren zwakke mannen en zwakke mannen creëren moeilijke tijden”, is het veelgehoorde motto daarbij. Vooral in rechtse kringen is die spreuk een internetmeme geworden, inclusief de conclusie dat we nu in de laatste fase leven en dat we nieuwe sterke mannen nodig hebben.

Sterke mannen

Dat laatste is de oplossing die je aan de rechterkant van het spectrum vaak hoort. Wil het Westen overleven, dan is er meer krachtdadig machtsvertoon nodig en minder aanstellerij. Het hele wokedenken en genderdiscussies moeten zo snel mogelijk overboord worden gegooid, en ongetwijfeld zal dat veel christenen aanspreken.

„Wil het Westen overleven, dan is er meer krachtdadig machtsvertoon nodig en minder aanstellerij”

Het is echter twijfelachtig of je met „sterke mannen” de ziel terugbrengt in de Europese kathedraal. Wat dat betreft is het meer steekhoudend wat de historicus Arnold Toynbee zegt. Die wordt nu nauwelijks nog geciteerd omdat hij te christelijk-moralistisch wordt gevonden, maar in de jaren vijftig van de vorige eeuw was hij een van de bekendste historici wereldwijd.

Zijn tiendelige serie ”A Study of History” gaat over de opkomst en ondergang van 26 beschavingen. De conclusie die hij daarin trekt, is dat niet sterke mannen de oplossing brengen, maar wat hij noemt „creatieve minderheden”. Zij dwingen niet, zoals sterke mannen doen, maar inspireren. De massa’s volgen deze minderheden en gezamenlijk stuwen ze een beschaving steeds hoger op.

De neergang komt als deze minderheden meer geïnteresseerd raken in het vasthouden van hun eigen macht en minder in de uitdagingen waar de samenleving voor staat. Geloof in iets groters, morele waarden: ze worden vervangen door decadentie en degeneratie – soms snel, soms langzaam. Een schoolvoorbeeld is de eindfase van het Romeinse Rijk. Die beschaving is volgens Toynbee, net als de meeste andere, gestorven „door suïcide, niet door moord”.

Het échte kapitaal van een samenleving is dus haar vertrouwen in zichzelf en in hogere waarden, en de energie die dat oplevert. Je dóét het ergens voor. Wil Europa zijn status in de wereld vasthouden, dan is de eerste prioriteit het (her)vinden van zijn ziel. De rest is allemaal secundair.

Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer