Als schoolgaan niet meer lukt
Ze zijn leerplichtig, maar gaan niet naar school. Duizenden jongeren brengen hun dagen niet in het klaslokaal, maar thuis door. Waarom lukt het deze tieners niet op school te blijven? Een blik op de problematiek rond thuiszitters vanuit onderwijs- en zorgvoorziening De Combi.
Regenwormen, Uno, Beverbende: een stapeltje spelletjes prijkt op het hoekje van het bureau van onderwijsassistente Annemarie Brand. De doosjes liggen er bepaald niet voor de sier, maar worden intensief gebruikt. Bijvoorbeeld aan het einde van de morgen, als de concentratie van de leerlingen wat wegzakt. Of in de pauze, gewoon voor de gezelligheid. Of juist bij de start van de dag, als een scholier wat down aan de ochtend begint. Brand, gekscherend: „Eigenlijk doe ik heel de dag alleen maar spelletjes.”
Brand werkt samen met collega Corrie Sieben op De Combi in Ede, een zogeheten deeltijdbehandeling van ggz-organisatie Eleos en samenwerkingsverband RefSVO (Zie: ”Flier: Steeds meer leerlingen gaan niet volledig naar school”). Op de locatie in de Gelderse plaats krijgen jongeren die uitgevallen zijn uit het reguliere schoolsysteem ’s morgens onderwijs en ’s middags therapie. De Edese voorziening richt zich daarmee op zogeheten thuiszitters: scholieren die het niet meer lukt de lessen te volgen op hun eigen middelbare school. Dat kan zijn omdat ze gepest worden, kampen met angsten of te maken hebben met psychische problematiek.
Voor Tim (15), Anna (14) en Sarah (18) is de Eleoslocatie aan de Pascalstraat bekend terrein. Alle drie zaten ze in de klas bij Corrie en Annemarie. Tim en Anna afgelopen schooljaar, Sarah zo’n vijf jaar geleden. En alle drie weten ze: in dit lokaal gebeurt veel meer dan enkel spelletjes doen. Tim: „Je moet hier vijf dagen per week vol aan de bak. Met lessen, maar vooral ook met jezelf.”
Ze zitten deze woensdagmiddag rond het bureau van Brand om hun verhaal te delen. Hoe kwam het dat ze thuiszitter werden? Welke impact had die periode op hun leven? En: welk huiswerk geven hun verhalen scholen mee?
Catechisatie
Voor Sarah is de periode op De Combi het langst geleden, zo’n vijf jaar. De tiener zat meerdere periodes thuis. De eerste keer toen ze brugklasser was. „Ik werd in klas een gepest. En in de tweede klas waren er andere situaties die ervoor zorgden dat ik gewoon niet meer veilig kon functioneren op school.” Over wat er precies speelde, wil ze niet in detail treden. „Dat is persoonlijk. Maar op een gegeven moment stortte ik in en kon ik eigenlijk niks meer: niet sporten, niet naar koor, niet naar catechisatie, en ook niet naar school.”
En dus kwam de tiener thuis te zitten. „Daar was het veilig. En dat gevoel van veiligheid had ik erg gemist.” Tegelijkertijd was het ook eenzaam, blikt ze terug. „En ik had het gevoel dat ik faalde. Want waarom kon ik niet gewoon naar school, terwijl dat voor iedereen om me heen de normaalste zaak van de wereld leek?”
Gedoe
Het verhaal van Tim vertoont overeenkomsten met dat van Sarah; ook hij heeft tijdens zijn middelbareschooltijd te maken met pestgedrag. Dat is voor de vijftienjarige dan ook een van de hoofdredenen dat hij in klas drie het bijltje erbij neergooit en duidelijk maakt dat hij het niet meer ziet zitten om naar school te gaan. Hoe het is om er op school „bij te horen”, weet hij sowieso niet. „Want ook in klas een en twee had ik te maken met treitergedrag. Maar in klas drie werd het erger. Vooral omdat ik toen een andere klas kreeg en behoorlijk last had van een bepaald groepje scholieren. Ik zag het gewoon niet meer zitten om elke dag met mijn klasgenoten in hetzelfde lokaal te zitten.”
En dus deelt hij op een dag mee dat het niet meer lukt. Aanvankelijk probeert de scholier na overleg met school nog twee lesuren per dag te gaan. „Maar ook dat ging niet. En zo kwam ik al snel helemaal thuis te zitten.” Dat is stil, ervaart de scholier. Maar ook fijn. „Want ik was zo wel af van al dat gedoe op school. Dat vond ik een opluchting.”
Zijn middelbare school regelt dat hij zijn toetsen nog wel op school kan maken. Niet samen met zijn klas, maar in een ander lokaal. Een docent zorgt voor een videoverbinding tijdens zijn lessen. Zo kan Tim een deel van het onderwijs vanuit huis volgen. „Verder had ik via school contact met een orthopedagoog. Maar niet echt met docenten of klasgenoten.”
Steun
Dat Anna thuiszitter werd, had te maken met psychische problematiek. De tiener ging „steeds meer tegen dingen opzien”, vertelt ze. Naar de kerk gaan, op zaterdag werken, lessen volgen: het lukt haar niet meer. Waarom precies, weet ze niet goed. „Dat zijn we nog steeds aan het uitzoeken.”
Aanvankelijk gaat ze niet vijf, maar vier dagen per week naar school. Daarna krijgt ze een aangepast rooster, waardoor ze alleen in de ochtend lessen volgt. Uiteindelijk blijkt ook dat te veel gevraagd en gaat ze helemaal niet meer.
In tegenstelling tot Tim en Sarah ervaart ze in die periode wel steun vanuit haar klas. „Toen ik net thuis kwam te zitten, heb ik samen met mijn moeder een boodschap opgeschreven voor mijn klasgenoten waarin ik uitlegde waarom ik niet meer op school kwam.” Kort nadat het briefje is voorgelezen komt een groepje klasgenoten langs met een mand met kleine cadeautjes. „Heel fijn, want het liet mij zien dat de klas mij niet vergeten was.”
Signaal
Docent Corrie Sieben en onderwijsassistente Annemarie Brand hebben de afgelopen jaren tientallen leerlingen op De Combi begeleid. De verhalen van Tim, Anna en Sarah geven in grote lijnen weer waar het vaak misgaat, zegt het duo. „Sociale angst, psychische problematiek of niet gehoord en gezien worden op school zijn vaak redenen waardoor het uiteindelijk niet meer lukt”, legt Sieben uit. Ze hoort het leerlingen nogal eens zeggen: „Ik was heel lastig op school, maar daarmee wilde ik eigenlijk zeggen dat het niet zo goed met me gaat. Maar dat signaal landde niet.”
De meeste jongeren „glijden langzaam de school uit”, zien Sieben en Brand. „Vaak speelt er al een hoop. Jongeren melden zich vaak ziek, komen onregelmatig naar school en verdwijnen zo langzamerhand steeds meer uit de klas. Het gevaar is groot dat ze dan ook langzaam van de radar van hun docenten en klasgenoten verdwijnen. En dan wordt de stap weer terug naar school heel groot.”
Toch is dat wel het doel van De Combi: zorgen dat leerlingen weer onderwijs krijgen binnen de reguliere scholen. Maar hoe doe je dat? Allereerst door geen concessies te doen aan de aanwezigheidsplicht, benadrukt het duo. „Iedereen die hier komt, is vijf dagen per week op tijd present. Dat is een voorwaarde.” Sieben, lachend: „En de jongeren weten; als ik niet kom, word ik gewoon opgehaald.” Dat iedereen elke dag wordt verwacht, geeft voor de leerlingen ook een signaal af, zeggen de twee docenten. „Het laat zien: wij vinden jou de moeite waard.” Daarnaast krijgen de scholieren veel ruimte, zegt Sieben. „Voelen ze zich akelig en willen ze een spelletje doen? Prima. Maar daarna gaan we gewoon weer aan de slag. Er wordt hier echt iets van hen verwacht. En alleen dat al werkt vaak positief uit.”
Kwetsbaar zijn, niet de schijn te hoeven ophouden; dat is wat rust en ruimte biedt, zeggen de drie tieners. Anna: „We hebben het hier echt niet heel de dag over wat er met iedereen aan de hand is. Maar als iemand even uit de klas wegloopt, boos wordt of verdrietig is, is dat niet raar. Dat is fijn. Want je wilt eigenlijk gewoon niets liever dan normaal zijn.”
Het gros van de leerlingen maakt uiteindelijk weer de stap terug naar het reguliere onderwijs, doorgaans na een traject van twaalf weken, zeggen Brand en Sieben. „We leren ze hier weer in het normale ritme te komen. Structuur en discipline zijn essentieel. Daarnaast gaan de leerlingen hard aan de slag met zichzelf; ze krijgen elke middag therapie, daar drukken we op hun zwakke plek. En gelukkig zien we dat het dan vaak weer lukt om naar school te gaan.”
De namen van Sarah, Tim en Anna zijn vanwege privacy gefingeerd. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.