BinnenlandVerdwenen kotters
Cees en Gert speuren naar vergane kotters: „Verdriet van vroeger komt weer boven”

Na spitwerk in archieven werd enkele weken geleden de Urker kotter UK 154 op de bodem van de Noordzee gevonden. De Stichting Onderzoek Maritieme Vermisten hielp bij die zoektocht. Wat drijft de speurders?

Cees Meeldijk (l.) en Gert Lont (met zeekaart op schoot) speuren naar wrakken van vergane viskotters. beeld Sjaak Verboom
Cees Meeldijk (l.) en Gert Lont (met zeekaart op schoot) speuren naar wrakken van vergane viskotters. beeld Sjaak Verboom

„Hier heb je heel onverwachte, rare zeeën”, zegt Gert Lont (80). Hij staat gebogen over een grote zeekaart, gespreid over een keukentafel in het Noord-Hollandse Hippolytushoef. De voormalige visser wijst naar een plek ten noorden van de Waddeneilanden. „Mijn theorie is dat het hier gebeurd moet zijn.”

Lont doelt op het vergaan van de Wieringer kotter WR 6 ”Albert Pieter” tijdens een storm in januari 1967. Alle drie vissers kwamen om. Onder hen was Simon Lont, vader van Gert. „Ik was destijds 22 jaar en schipper van de WR 6”, vertelt Gert. „Maar juist die week ging ik niet mee naar zee.”

Het lichaam van zijn vader spoelde enkele maanden na de ramp aan op het Duitse eiland Amrum en werd later in het Noord-Hollandse Wieringen begraven.

„Juist in de week dat de WR 6 met daarop mijn vader zonk, ging ik niet mee naar zee” - Gert Lont, voormalig visser

Tot op de dag van vandaag is het een raadsel waar de WR 6 ligt op de bodem van de Noordzee, die op veel plekken zo’n 50 meter diep is. Ondanks verschillende duikexpedities afgelopen jaren is de kotter nog niet getraceerd.

Zekerheid

Het speurwerk naar de Wieringer viskotter leidde vorig jaar tot de oprichting van de Stichting Onderzoek Maritieme Vermisten (OMV). Die probeert gezonken vissersschepen te lokaliseren. Zo wil de stichting nabestaanden meer zekerheid bieden over het lot van hun verdronken geliefden.

Een mooi resultaat boekte de stichting enkele weken geleden. Op aanwijzingen van het OMV wist Wrakduikteam Zeester uit Lauwersoog het wrak van de UK 154 te vinden. Die Urker viskotter verging tijdens stormweer in oktober 1967 op de Noordzee. Alle vijf opvarenden kwamen om. Drie van hen zijn nooit teruggevonden. Duikers vonden de UK 154 zo’n 50 zeemijl (ongeveer 90 kilometer) ten noorden van het Duitse eiland Borkum.

Dat het wrak is gelokaliseerd, helpt bij de verwerking van de scheepsramp, vertelde Louw van Slooten (57) onlangs in het Reformatorisch Dagblad. Zijn vader, Louwe van Slooten (destijds 23 jaar), is een van de omgekomen vissers en werd nooit teruggevonden. „Dit is een verdriet dat je je hele leven meeneemt.”

Nauw betrokken bij de zoektocht naar de UK154 is Cees Meeldijk (32). De historicus en voormalige visser is medeoprichter en voorzitter van de stichting OMV.  In het bestuur zitten ook onder meer twee voormalige politiemensen met maritieme expertise. Nog altijd gaat Meeldijk geregeld het water op, vertelt hij in zijn woning in Hippolytushoef. Daar zit ook plaatsgenoot en medeoprichter en bestuurslid Gert Lont aan tafel.

Geborgen

Meeldijk kwam begin dit jaar in contact met Urker Pieter van Slooten junior. Zijn vader, ook Pieter van Slooten geheten, was bij de scheepsramp in 1967 schipper van de UK 154. Ook hij is nooit teruggevonden. Twee andere opvarenden werden daags na het vergaan van het vissersschip wel geborgen.

Meeldijk: „We wisten dat de UK 154 is vergaan in de buurt van de Duitse Bocht, een heel eind uit de kust. Op de bodem van de Noordzee liggen weliswaar vele duizenden scheepswrakken, maar in het gebied waar de UK 154 zonk, bevinden zich er niet heel veel. Op ongeveer 5 vierkante kilometer ligt grofweg een tiental wrakken.”

De UK 154, de in 1967 vergane Urker kotter. beeld fam. Van Slooten 

Belangrijk voor de zoektocht was de locatie van de twee gevonden opvarenden. „Wij als vissers weten veel over zeestromingen. Zo konden we inschatten in welke straal rond de gevonden slachtoffers het wrak moest liggen. Met hulp van het Terschellinger bergingsbedrijf Friendship Offshore kregen we zicht op de exacte locatie van de UK 154. Uiteindelijk is de kotter op zo’n 5 kilometer afstand van een van de slachtoffers gelokaliseerd.”

Van onschatbare waarde was onderzoek in het Nationaal Archief in Den Haag, benadrukt Meeldijk. Samen met Pieter van Slooten ploos hij documenten uit over de ramp met de Urker kotter. Handicap was dat ze in Den Haag om privacyredenen geen foto’s of kopieën mochten maken van de documenten. „We beschikten over een rapport met een oordeel van de Raad voor de Scheepvaart over de scheepsramp. Maar in het Nationaal Archief vonden we het complete dossier dat ten grondslag lag aan dat rapport. Zo’n dossier is veel uitgebreider, het behelst het complete vooronderzoek en bevat bijvoorbeeld getuigenverklaringen en belangrijke technische details.”

Tot hun vreugde onthulde het dossier in het Nationaal Archief de exacte positie (coördinaten) van de twee na de ramp geborgen vissers. „Dat was echt een gouden vondst. Ik had toen een heel goede dag”, blikt Meeldijk terug. „Met die gegevens werd ons zoekgebied een stuk kleiner.”

Terwijl Meeldijk zich vooral vastbeet in technische details, was Van Slooten vooral geïnteresseerd in getuigenverklaringen van vissers. „Begrijpelijk natuurlijk. Pieter heeft zijn vader via dat archiefonderzoek beter leren kennen. Wie was de schipper, wat deed hij? Uit het archief rees een beeld van een rouwdouwer, een man die altijd aan het werk was, gas gaf, nergens bang voor was en nooit opgaf.”

Zeebodem

Bij een zoektocht naar een kotter is het raadzaam samen te werken met (overheids)instanties, geeft Meeldijk aan. Te denken valt aan de hydrografische diensten van Nederland en Duitsland, Rijkswaterstaat, politie, Kustwacht of een bedrijf als Periplus Group, gespecialiseerd in het in kaart brengen van de zeebodem. Verder kan de inbreng van maritiem archeologen het verschil maken. Essentieel kunnen ook herinneringen of scheepsfoto’s zijn van nabestaanden en oud-vissers, die de zeeën bevoeren op het moment dat een kotter in de golven verdween.

Eind jaren zestig van de vorige eeuw vergingen in een paar jaar tijd diverse Noordzeekotters en kwamen tientallen vissers om het leven. Die rampspoed is voor een belangrijk deel te wijten aan de instabiliteit van de kotters destijds, geeft Meeldijk aan. Visserij met de boomkortechniek raakte steeds meer in zwang. Daarbij slepen zware balken aan weerskanten van het schip netten over de zeebodem. Gevaar is dat ook de kotter naar beneden wordt getrokken. „Schepen werden zo groot mogelijk gemaakt, met zo weinig mogelijk gewicht. Dat streven naar zo weinig mogelijk gewicht van de kotter had te maken met regelgeving. Zat je onder een bepaald gewicht, dan hoefde je niet aan allerlei eisen te voldoen.”

Korrelig

Dankzij verfijndere sonartechnieken kan de Noordzeebodem de laatste jaren steeds beter in beeld worden gebracht. „Zo’n halve eeuw geleden was een onderwaterbeeld van een wrak niet veel meer dan een korrelig puntje”, zegt Lont. Meeldijk: „We hebben nu met kraakheldere driedimensionale beelden. Onze ogen onder water.”

„Toen we in het Nationaal Archief vindplaats van omgekomen vissers vonden, had ik heel goede dag” - Cees Meeldijk, speurder naar kotterwrakken

Toch blijft het een toer om precies te kunnen vaststellen welk wrak waar ligt verscholen. Een gezonken schip brokkelt af. Meeldijk: „Het is een puzzel.”

De speurders vergelijken details van bijvoorbeeld patrijspoorten, bolders en het merk van de scheepsmotor met oude foto’s van een kotter. Een verroest schip ligt vaak deels onder het zand en is aangekoekt met bijvoorbeeld schelpen en troep.

Het ultieme bewijsmiddel is het scheepsnummer. Als duikers op een wrak die specifieke aanduiding kunnen ontdekken, is er zekerheid. Recent konden duikers de aanduiding UK 154 op het scheepswrak van de Urker kotter ontwaren. „Een grote opluchting”, zegt Meeldijk.

Schelpen

Tot op heden kon de stichting een viertal kotterwrakken met zekerheid lokaliseren. Donderdagavond meldde de stichting dat de UK 58 definitief is getraceerd. De Urker kotter verging in 1966, de vijf opvarenden zijn altijd spoorloos gebleven.

Vorig jaar werd de HD 108 ”Uit Gunst Verkregen” gevonden. De kotter uit Den Helder verging in juli 1945 toen het schip een mijn opviste.

Afgelopen zomer werd het wrak van de Texelse viskotter TX 26 getraceerd. Duikers vonden de kotter zo’n 50 zeemijl (zo’n 90 kilometer) ten westen van Texel.

In de tuin achter zijn woning in Hippolytushoef laat Meeldijk een opgevist onderdeel van een radar van het schip zien. Het door de tand des tijds aangetaste brokstuk zit vol schelpjes en zeewier.

„Een zus van omgekomen visser was zó blij. Ze had voorafgaand aan onze duikacties niet kunnen slapen” - Cees Meeldijk

De TX26 verging in 1970 tijdens een storm. Alleen bemanningslid Gerard van der Star is destijds gevonden. Meeldijk: „We konden in een archief van de KNRM achterhalen waar precies zijn lichaam is gevonden. Dat bracht ons dichter bij het wrak van de TX 26.”

Meeldijk dook zelf ook naar de TX 26. Een onvergetelijke ervaring, 30 meter onder water. „Het was fantastisch. Het zicht was kraakhelder. Ik zwom rond de neus van het wrak, en herkende de vorm van foto’s van de kotter. Andere duikers hadden de letters TX 26 op het schip zichtbaar gemaakt.”

Hij belde met nabestaanden. „Een zus van een van de omgekomen vissers was zó blij. Ze zat in spanning en had de nacht voorafgaand aan onze duikacties niet kunnen slapen. Nu ik erover vertel, voel ik weer het kippenvel op mijn armen.”

De onderwatertechnologie mag dan door de jaren heen een stuk zijn verfijnd, daarmee zijn vermiste kotterwrakken nog niet een-twee-drie gevonden. Punt blijft dat een duikexpeditie nogal wat geld kost; de stichting staat open voor giften. Het duiken naar de wrakken kent risico’s. „Je moet oppassen dat je niet verstrikt raakt in netten die vaak om of in zo’n wrak zitten.”

De stichting zoekt niet naar vermiste vissers, benadrukt Meeldijk. „Het zoeken naar lichamen of lichaamsdelen is een taak voor de politie. Wij mogen en gaan dat niet doen. Stel dat wij onder water botten zouden zien wegspoelen, dan zouden we die mee naar boven nemen. Maar de kans dat zoiets gebeurt, is heel klein. Wij halen wat spulletjes naar boven als tastbare herinnering en laten het wrak dan verder rusten.”

Cees Meeldijk (l.) en Gert Lont (r.). beeld Sjaak Verboom

Stoomscheepje

Aan de tafel met daarop de grote zeekaart knikt Gert Lont instemmend. Ja, de ramp met de Wieringer kotter WR 6 in 1967, waarbij hij zijn vader verloor, is een kras op zijn ziel. Tot overmaat van ramp raakte zijn moeder destijds bij het ophalen van het lichaam van vader uit Duitsland ernstig gewond bij een auto-ongeval.

In voorbije jaren liepen zoekexpedities naar de WR 6 meermalen uit op tegenvallers. Duikers stuitten bijvoorbeeld op een stoomscheepje, maar niet op de Wieringer kotter.

Maar Lont gaat door met zijn zoektocht. Recent had hij nog contact met een stokoude Duitse fotograaf die in 1967 foto’s maakte toen zijn vader in een kist met paard en wagen werd opgehaald van het strand waar hij was aangespoeld.  Misschien kan Lont zo verder komen in zijn speurtocht.

De stichting speurt momenteel naar een kotterwrak „ergens voor de Noordzeekust”, zegt Meeldijk. Hij wil er weinig over kwijt. „We melden ons als we het wrak hebben gevonden. Zo hebben we dat afgesproken met de nabestaanden. Het is belangrijk om mensen geen valse hoop te geven. Zoeken naar een wrak is omgeven met emoties. Je haalt veel overhoop. Verdriet van vroeger komt weer boven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer