Het gesprek is te kort om ook maar een klein beetje recht te doen aan de ervaringen die Kyung-Soo Kim en zijn vrouw Sang Hwa opdeden als christenen in Noord-Korea. Maar dit wil Kyung-Soo in elk geval kwijt: „,In Noord-Korea wonen nog altijd christenen. Ze overleven door de kracht van God.”
De Kims (omwille van de veiligheid zijn hun namen gefingeerd) zijn rond de vijftig jaar, tenger en onopvallend gekleed. De fotosessie in de tuin bij het kantoor van Open Doors in Ermelo maakt hen verlegen. In het land van hun herkomst hadden Kyung Soo en Sang Hwa geen status. Kyung Soo nam afstand van zijn hoge klasse toen hij trouwde met de christelijke Sang Hwa. „Maar door het geloof in God wist ik mij toch van waarde.”
Noord-Korea staat in Nederland bekend als een wreed, onderdrukkend land. Als jullie terugdenken aan jullie geboorteland, kunnen jullie je dan ook iets moois herinneren?
Sang Hwa: „Ik was als kind zeker weleens blij. Maar achteraf stond die vreugde altijd in het teken van het dienen van de Grote Leider. Hij was alles. Als ik daar nu naar kijk, was het ijdele afgodendienst.”
Kyung Soo: „Ik kom uit een familie met een hoge rang. Ik stond al vroeg voor de taak om het regime te steunen. Mijn familie had het goed, beter dan veel andere. Dat betekende zoveel als: op de verjaardag van de Grote Leider een koekje of een snoepje krijgen. Toen ik buiten Noord-Korea kwam, zag ik hoe weinig dat was, terwijl wij nog wel een bevoorrechte familie waren.”
In hoeverre waren jullie je bewust van de misstanden in Noord-Korea?
Kyung Soo: „Juist als lid van een gegoede familie vielen mij de verschillen tussen rijk en arm op. Op school werd ik meteen tot klassenvertegenwoordiger gekozen. Niet omdat anderen er niet de kwaliteiten voor hadden, maar puur op basis van mijn afkomst.”
„Ik las alleen het eerste zinnetje van de Bijbel en dat was voor mij genoeg om te weten: er is veel meer dan alleen Noord-Korea en de Kim-familie” - Sang Hwa Kim, christen uit Noord-Korea
Sang Hwa: „Ik behoorde juist tot een arme familie. Al in de jaren vijftig, toen Kim il-Sung aan de macht kwam, werd mijn familie verbannen naar een afgelegen regio. Wat er anders was aan mijn familie, ontdekte ik toen ik twaalf was. In huis vond ik een Bijbel. Ik las alleen het eerste zinnetje: „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” Dat was voor mij genoeg om te weten: er is meer, veel meer dan alleen Noord-Korea en de Kim-familie.”
Wat deed deze ontdekking met je?
Sang Hwa: „Twee weken lang liep ik er alleen mee rond. Moest ik mijn ouders aangeven? Dat kon ik niet. Iedere keer kwam die tekst, woord voor woord, weer in mijn gedachten: „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” Toen kwam er een moment waarop ik mijn vader alleen kon spreken. Ik vroeg hem wat die woorden te betekenen hadden. Hij pakte mijn hand vast en leidde mij naar buiten. „Sang Hwa, wie heeft deze bergen gemaakt? En de wolken? En het gras?” En hij vertelde me van de Schepper van hemel en aarde.
„Moest ik mijn ouders aangeven? Dat kon ik niet” - Sang Hwa Kim, christen uit Noord-Korea
Ik was zo gelukkig. Ik wilde er alles over weten. Maar binnen ons gezin werd vragen stellen ontmoedigd. Toch vertelde mijn vader terloops elke keer weer nieuwe dingen. Dan vroeg hij: „Sang Hwa, voor welk dier ben je het meest bang?” „Een slang.” En dan begon hij met het verhaal van Adam en Eva en vertelde me Wie Jezus is. Door de verhalen van mijn vader begreep ik ook waarom mijn familie zo geminacht werd. Ik behoor tot de vierde generatie van christenen die in Noord-Korea wonen. Mijn overgrootouders maakten de opwekking van 1907 mee.” ****
Kyung Soo, hoe kwam u met het christendom in aanraking?
Kyung Soo: „Door mijn werk leerde ik de vader van Sang Hwa kennen. Hij was voorganger in Noord-Korea. Het eerste wat mij opviel, was zijn stralende, glanzende gezicht. En zijn manier van spreken was uniek. Hij zei bijvoorbeeld: „God geeft ons vandaag regen”, of: „God geeft ons vandaag een mooie dag.” Dat vond ik bijzonder, want in Noord-Korea bestaat geen godsdienstig vocabulaire. Christendom, islam, god, hemel – er zijn geen woorden voor. Maar door Sang Hwa’s vader leerde ik dat achter al de zichtbare dingen de Schepper van hemel en aarde schuilgaat.”
De vragen die ik bij het regime had, kon ik openlijk delen met Sang Hwa’s vader. Hij antwoordde dan niet met zijn eigen mening, maar zei: „God zal oordelen. Hij ziet het.” Toen ik zes jaar met hem had samengewerkt, vroeg de veiligheidsdienst mij hem te gaan schaduwen. Dat was geen verzoek, maar een opdracht. Eigenlijk was het een onmogelijke situatie, want kort daarvoor had hij mij al gedoopt. Na het horen van de geschiedenis van Saulus’ bekering, toen ik twintig jaar oud was, was ik tot geloof gekomen. Op basis van de loyaliteit van mijn familie achtte de overheid mij echter geschikt om spion te zijn.”
Kwam u daarmee niet in moeilijkheden?
Kyung Soo: „Jawel. Op een dag kwam Sang Hwa’s vader niet op zijn werk. Toen ik naar zijn huis ging, trof ik daar een groep mensen biddend aan. Ik wilde snel weggaan en doen alsof ik niets had gezien. Maar Sang Hwa’s vader trok me ook op de knieën. Een voor een gingen de aanwezigen weg, elk nadat ze mij glimlachend groetten. Toen, na zes jaar alleen de verhalen uit het Boek te hebben gehoord, zag ik voor het eerst de Bijbel. Boek voor boek legde Sang Hwa’s vader uit waar de boodschap over ging. Ik kreeg in korte tijd veel onderwijs en had goede ontmoetingen. Ik gaf mijn taak als spion terug aan de veiligheidsdienst.”
Waarom vertelde Sang Hwa’s vader het Evangelie aanvankelijk zo bedekt aan zijn dochter en juist zo openlijk aan u als collega?
Kyung Soo: „Evangelisten in Noord-Korea richten zich vaak op de jeugd uit de hoge klasse. Zij staan kritischer tegenover het regime, want zij kennen er de details en de schaduwkanten van. In het Romeinse Rijk richtten christenen zich in hun evangelisatiewerk ook op de bevoorrechte klasse. Omdat er juist in hun hart verlangen leeft naar iets nieuws. Dat hij zijn dochter ‘spaarde’, was uit veiligheidsoverwegingen.”
En toen leerde u ook Sang Hwa kennen.
Sang Hwa: „Denk niet dat we gingen daten. Dat was een onbekend fenomeen. Met een paar gesprekken moest het duidelijk zijn.”
Kyung Soo: „Sang Hwa was een van de aanwezigen op die gebedssamenkomst. Haar vader introduceerde mij bij haar. Na drie maanden waren we verloofd, na zes maanden trouwden we. Mijn weigering om nog langer te spioneren, was al zeer verdacht; mijn huwelijk bracht me helemaal onderaan de maatschappelijke ladder. Ik koos voor Sang Hwa. Mijn leven kreeg een totaal andere richting.”
Hoe was het om een jong, christelijk stel te zijn in Noord-Korea? Hadden jullie toekomst?
Kyung Soo: „Ik voelde me veilig. Ons huwelijk betekende een totale verandering, want wij konden alles zeggen tegen elkaar. De tegenstand van buitenaf bracht ons dicht bij elkaar. Voor de veiligheidsdienst was het een onvoorstelbaar iets: iemand uit zo’n hoge klasse, getrouwd met een meisje uit zo’n minderwaardige familie. Al voordat we getrouwd waren, in ons eerste gesprek samen, hadden we het over een leven buiten Noord-Korea. Ik vroeg Sang Hwa: „Ga je met me mee als ik ons land verlaat?” Haar antwoord was ja. Toen wist ik dat ik de goede vrouw voor me had.”
Wat maakte uiteindelijk dat jullie vluchtten?
Kyung Soo: „We trouwden rond de eeuwwisseling en zo’n vijf jaar later werd ik veroordeeld omdat ik evangelist was geworden en daarom staatsgevaarlijk was. Ik kwam in voorarrest. Meestal duurt die periode tien dagen, maar in mijn geval waren het er 120. Ik denk omdat ze hoopten dat ik aan het eind niet meer in leven zou zijn. Keer op keer werd ik ondervraagd. Ik ben uitgehongerd, heb vreselijke kou geleden, heb met een grote groep gevangenen in een cel van 10 vierkante meter geleefd. Na 120 dagen werkten mijn spieren niet meer. Ik voelde alleen nog maar botten en was opgezwollen van de honger. Mijn spijsvertering deed niets meer. Dat was het moment waarop ik op straat werd gezet, meer dood dan levend. Ik kwam in een soort coma terecht. Pas na maanden kon ik weer een klein beetje zitten en wat bewegen. We wisten dat we weg moesten.”
Sang Hwa: „We vluchtten door de bergen in het noorden van Korea richting China. Het was een soort survival. Twee jaar lang leefden we in de natuur. We moesten wachten op signalen van smokkelaars en contactpersonen die onze zoon van vijf pas later met ons herenigden.”
Hoe zijn de achterliggende jaren buiten Noord-Korea geweest?
Sang Hwa: „De eerste twee jaar na onze vlucht proefden we eindelijk de vrijheid. We deden intensieve Bijbelstudie. Daarna hebben we asiel in Zuid-Korea aangevraagd en gekregen. Daar zijn onze andere drie kinderen geboren, een zoon en twee dochters.”
„Christenen in Noord-Korea overleven, omdat ze hun leven aan God hebben gegeven” - Kyung Soo Kim, christen uit Noord-Korea
Kyung Soo: „Ik heb in Zuid-Korea een theologiestudie kunnen volgen en ben bevestigd tot predikant. Waarom liet God me de cel in Noord-Korea overleven? Hij wil dat ik ervan getuig dat er nog christenen zijn in Noord-Korea. Zij overleven, omdat ze hun leven aan God hebben gegeven. Het is mijn verlangen en mijn grote wens dat Noord- en Zuid-Korea door Hem verenigd worden in het Evangelie. Dan is er weer toekomst.” ****