Kabinet onderstreept met grote afvaardiging waardigheid Keti Koti
Dat het kabinet met maar liefst tien bewindspersonen de nationale herdenking van het slavernijverleden bijwoont, noemt demissionair minister van Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) „bijzonder”. Het is volgens hem „een manier waarop we ook de waardigheid van die bijeenkomst onderstrepen.” Ook een volgend kabinet moet dat volgens hem in leven houden.
Naast demissionair premier Mark Rutte gaan de drie vicepremiers naar het Oosterpark in Amsterdam voor de herdenking. Nog eens vijf ministers, onder wie Dijkgraaf zelf, zijn aanwezig, evenals een staatssecretaris.
Op vragen over de afwezigheid van Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV), gaat Dijkgraaf niet expliciet in. „Het belangrijkste is dat we de waardigheid van deze bijeenkomst ook in de toekomst goed verzorgen.” Bosma’s uitnodiging werd na overleg ingetrokken door de organisatie, vanwege zijn schamperende uitlatingen uit het verleden over de slavernijherdenking.
Door de ophef rond Bosma is ook verdeeldheid ontstaan over de herdenking. „Het is een proces dat nog niet af is”, aldus Dijkgraaf (D66). „Maar ik voel wel dat we met deze excuses en herdenking als samenleving over een drempel zijn gegaan.” Het kabinet sluit op 1 juli het herdenkingsjaar af, dat een jaar terug werd afgetrapt met excuses van de koning.
Dijkgraaf kijkt met trots terug op de excuses en het stilstaan bij het slavernijverleden, als een van de meest bijzondere momenten uit zijn ministerschap. Het is nog maar de vraag hoe een volgend kabinet, met de PVV als bekend criticaster van de excuses, hiermee omgaat. Wat Dijkgraaf betreft blijft ook een kabinet het slavernijverleden herdenken. „Als kabinet kan je mensen zien en horen. Dat hebben we denk ik kunnen doen. Maar dat is een proces dat nog niet af is. Dat is ook iets voor een volgend kabinet en de kabinetten die erna komen.”