Hulp bieden aan mensen in Afghanistan, kan dat nog met de taliban aan de macht?
Sinds de machtsovername door de taliban is het lastig om gedoneerd geld Afghanistan in te krijgen. Dat maakt het voor ngo’s bijna onmogelijk hun werk voort te zetten, vooral als dat op vrouwen gericht is. „Alle verboden voor vrouwen ontmoedigen donateurs.”
Op de dag dat de taliban de macht in Afghanistan overnamen, op 15 augustus 2021, zat Haris Faiz in het vliegtuig richting Kaboel, met 40.000 euro op zak. Dat geld was bedoeld om Afghanen te helpen die voor de oprukkende taliban en geweld waren gevlucht en zich in kampen in de hoofdstad verzamelden.
Tijdens een tussenstop in Istanbul werd duidelijk hoe snel die opmars verliep. De taliban hadden Kaboel bereikt, twee weken voordat de Amerikanen en al hun Navo-partners zich na twintig jaar definitief zouden terugtrekken. De leiders van het door hen gesteunde regime vluchtten als dieven in de nacht. Het vliegveld ging dicht. Faiz’ vervolgvlucht naar Kaboel werd geannuleerd.
„Uiteindelijk ben ik zo’n acht weken in Istanbul gebleven”, vertelt de nu 33-jarige Faiz, een Nederlander van Afghaanse afkomst. Van het geld, dat hij in enkele dagen vanuit zijn eigen netwerk aan donaties bijeen had gekregen, wist hij 25.000 euro via informele kanalen naar Kaboel te sturen, waar familie het inzette voor hulp aan ontheemden. „Met de overgebleven 15.000 euro heb ik mijn stichting opgericht, Stichting Omid.” Omid__betekent hoop.
Wanhopige pogingen
Hoop was ver te zoeken in die eerste, chaotische weken na de machtsovername. Duizenden mensen verzamelden zich bij de luchthaven in wanhopige pogingen een van de evacuatievluchten het land uit te bereiken. Ook in de maanden erna bleven de vluchten vertrekken, vol dokters, advocaten, sporters, artiesten en ngo-medewerkers. Hulpgeld, waar 80 procent van de economie afhankelijk van was, verdween grotendeels. Internationale banktegoeden, waarmee ook ministeries zoals gezondheidszorg en onderwijs werden gerund, werden bevroren. Dokters en leraren die bleven, zagen hun salaris hierdoor kelderen, als ze al betaald kregen.
Wat overbleef, was vooral noodhulp afkomstig van VN-agentschappen en een aantal grotere ngo’s, zoals Save the Children en Cordaid, die nog steeds in Afghanistan werken. Organisaties die zich eerder toespitsten op activiteiten die niet met economische hulp of gezondheidszorg te maken hadden, zoals vrouwenrechten of de democratie, kregen van de streng-islamitische taliban niet langer toestemming om door te gaan met hun werk.
Het is inmiddels 2,5 jaar later en Faiz woont fulltime in Kaboel. Dat was even wennen, als ondernemer in de horeca en het nachtleven van Nederland. „Je levert een stukje vrijheid in”, zegt hij daarover. In Kaboel leerde Faiz zijn vrouw kennen – die net als hij Afghaans is met een buitenlands paspoort, en ook zij keerde ná 2021 terug en runt een stichting. Beiden leren met vallen en opstaan hoe ze in het Afghanistan onder de taliban kunnen doen wat ze willen: de meest kwetsbare mensen in de samenleving helpen, vooral vrouwen en kinderen. Het gaat om voeding, gezondheidszorg en sociaal-economische hulp.
Faiz: „Het voordeel dat wij hebben is dat de taliban ons niet als buitenstaanders zien. Het is voor hen van betekenis dat wij zijn teruggekomen om te helpen. Ze zijn blij met ons.”
„Wij hebben het voordeel dat de taliban ons niet als buitenstaanders zien” - Haris Faiz, stichting Omid
Verboden en geboden
Dat geldt volgens hem ook voor zijn vrouw, ook al richt haar stichting zich specifiek op het welzijn van vrouwen. Het is lastig aftasten wat in het Afghanistan onder de taliban nog mag op dit gebied. Net als tijdens het eerste taliban-regime, van 1996 tot 2001, zijn er allerlei verboden en geboden voor vrouwen ingevoerd: geen hoger onderwijs, niet sporten, alleen met een mannelijk familielid op reis of naar instanties, het liefst het gezicht bedekken. Ook muziek is verboden. Het grote verschil met toen is dat er nu via internet en sociale media nog wel contact met de wereld mogelijk is. Veel vrouwen zetten hun studie en werk online voort.
Voor ngo’s geldt dat vrouwen trainen in economische activiteiten, zoals naaien of ondernemerschap, nog wel mag. Maar middelbaar schoolonderwijs bieden, dat mag niet meer. Vrouwen mogen nog wel in de gezondheidszorg werken, maar niet voor ngo’s. Dat dit op veel plekken tóch gebeurt, wordt oogluikend toegestaan.
Opvallend genoeg runt de vrouw van Faiz met haar stichting een opvangplek voor vrouwen die van huis zijn gevlucht. Dit soort opvanghuizen, bijvoorbeeld voor slachtoffers van huiselijk geweld, sloten in het najaar van 2021 juist allemaal de deuren. Gescheiden vrouwen werden gedwongen terug te keren naar hun echtgenoten – scheidingen die onder het vorige regime plaatsvonden werden niet langer erkend.
Eigen familie
„Het klopt dat een aantal van zulke opvangplekken weer open zijn”, vertelt een genderexpert, die als zelfstandig consulent vooral voor een VN-agentschap werkt. Zij wil anoniem blijven, om de veiligheid van lokale medewerkers niet op het spel te zetten. „De taliban weten van deze opvanghuizen, in bepaalde regio’s, maar het is heel vertrouwelijk.” Ze benadrukt dat sommige taliban-bestuurders begrijpen dat dit soort diensten nu eenmaal nodig zijn – en zelfs hun eigen familieleden doorverwijzen.
Ngo’s waar de VN mee samenwerkt, navigeren voortdurend rondom de regels en de toenemende restricties, met name als het gaat om vrouwenrechten. Onlangs werd het ngo’s bijvoorbeeld verboden om nog geestelijke gezondheidszorg aan te bieden, dat mag voortaan alleen de overheid nog. Geestelijke gezondheidszorg is belangrijk in een land waar de meerderheid van de mensen trauma’s van decennialang oorlog heeft, maar ook worden meisjes en vrouwen ermee geholpen die door alle restricties door het taliban-regime depressief worden.
„Alle verboden ontmoedigen donateurs”, zegt de consulent. „Maar in deze situatie hebben ngo’s juist meer geld nodig om veelzijdige hulp te kunnen bieden. Hier zijn veel manieren voor te vinden, en nu is het moment om steun voor vrouwenrechten juist te verhogen, niet te verlagen.”
Met steun kunnen ngo’s de extreme armoede aanpakken met veelomvattende programma’s voor de meest kwetsbare mensen – en dat zijn juist vrouwen en meisjes. Voor louter informatieve trainingen krijg je steeds moeilijker toestemming van de taliban, legt de consulent uit. „Dat vinden ze niet tastbaar genoeg. Maar je kunt wel vaardigheidstrainingen aan vrouwen geven en tijdens die trainingen over hun rechten praten. Of families helpen met kleine leningen voor ondernemingen, en tegelijkertijd psychologische hulp bieden. Donateurs moeten begrijpen dat hulp aan specifiek vrouwen wordt geïntegreerd met humanitaire en ontwikkelingshulp. Het draait bovendien ook niet alleen om rechten, maar letterlijk om voedsel op tafel. De economische toestand is kritiek.”
Volgens het Wereldvoedselprogramma van de VN (WFP) hebben zo’n 15,8 miljoen mensen niet genoeg te eten – dat is 40 procent van de bevolking.
Ondervoeding
Dat merkt ook Mirwais Momand, die al sinds 2012 in Afghanistan actief is met zijn eigen bedrijf Mido Dairy. De in Afghanistan geboren Nederlander begon het zuivelbedrijf met als doel het produceren van lokale producten met lokaal personeel. Dat doet hij nog steeds, maar het is moeilijker dan ooit. Momand heeft kritiek op wat hij als een kortetermijnvisie beschrijft bij VN-agentschappen als het Wereldvoedselprogramma (WFP). „Ondervoeding is een van de grootste problemen in Afghanistan. Maar er zijn geen lokale oplossingen.”
„Ondervoeding is een van de grootste problemen in Afghanistan” - Mirwais Momand, ondernemer
Het WFP importeert van vaste leveranciers uit andere landen producten die het inzet bij ondervoeding. Momand had verregaande plannen een eigen fabriek te beginnen en zo lokaal voedsel te gaan produceren, zowel voor het WFP als voor de lokale markt. Hiervoor zou hij machines overnemen die eerder door het WFP zijn geïmporteerd, maar nooit gebruikt. Uiteindelijk zijn deze machines deels geveild en deels onbruikbaar gemaakt, zegt hij. „Wij waren niet voor de veiling uitgenodigd”, zegt Momand. „Elk jaar gaat er zo veel geld naar het bestrijden van honger in Afghanistan, maar volgens mij gaat nog geen 2 procent daarvan naar structurele oplossingen.”
Ondertussen draait Mido Dairy verlies. Waar Momand onder het vorige regime te maken had met corruptie en bedreigingen, zijn het nu stijgende kosten en hoge belastingen die het zijn bedrijf moeilijk maken. „Voor de raarste dingen moet ik nu belasting betalen. De invoerrechten zijn hoger, van bijvoorbeeld verpakkingen en melkpoeder dat we in de winter nodig hebben. En het is duur om leveranciers buiten Afghanistan te betalen. Door internationale sancties kan geld niet zomaar heen en weer en ook de taliban moeten elke betaling naar buiten goedkeuren. Zo kost iedere internationale betaling 8 procent. Zoveel marge heb ik niet.”
Boerenbedrijf
Het feit dat er nu minder melkboeren zijn, doet de productiekosten ook stijgen. „Eerder hielden ngo’s de boeren in stand. Ze gaven hen koeien, maar niet genoeg kennis om een boerenbedrijf te runnen.” Momand hoopt boeren te kunnen helpen zich aan de nieuwe realiteit aan te passen, zodat meer boeren weer winst kunnen gaan maken met melk.
Dat zou bovendien vrouwen kunnen helpen, zo legt Momand uit. „Melkproductie is traditioneel een taak van vrouwen. Ik kan vrouwen niet in dienst nemen in onze fabriek. Maar melkproductie is een lokaal geaccepteerde manier voor hen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Zo zou je indirect dus ook bijvoorbeeld weduwes kunnen helpen die hun familie moeten onderhouden.”
Voor deze plannen heeft Mido Dairy momenteel echter geen financiering. „Ik ga door, omdat mijn personeel geen andere kansen heeft”, zegt hij. Mido Dairy heeft zo’n dertig man in dienst, inclusief lokaal management dat alles regelt met de autoriteiten – zelf is Momand al sinds 2021 niet meer in Afghanistan geweest. In het verleden kreeg Momand eens een subsidie vanuit Nederland voor de aankoop van machines. „Nu is Afghanistan helemaal afgesloten van alle programma’s die er zijn.” Afghanistan krijgt momenteel weinig aandacht van Nederland, volgens Momand. „Dat terwijl er duidelijke belangen zijn voor Nederland, vanwege het asielbeleid en veiligheid.”
Veel papierwerk
Ook voor Stichting Omid is het lastig om gedoneerd geld het land in te krijgen, vanwege de sancties. Ook kan het lastig zijn om je als nieuwe ngo te registreren bij de talibanautoriteiten. Faiz en zijn vrouw kozen voorlopig voor een omweg. Zij hebben een samenwerkingsovereenkomst met een gevestigde ngo in Afghanistan, die al langer stond geregistreerd als onderdeel van een bedrijvengroep die wordt gerund door familieleden van Faiz. Via de bankrekening van die ngo kunnen ze geld ontvangen, maar voor grote bedragen blijft dit lastig.
Wanneer internationale instanties en banken horen dat het geld bestemd is voor het helpen van kwetsbaren in Afghanistan, is er veel papierwerk nodig om dit te regelen. Zijn vrouw kan een verder wel goedgekeurde bijdrage van een VN-agentschap niet ontvangen. Alle partnerorganisaties waar VN-agentschappen mee samenwerken om hun programma’s te implementeren, moeten geregistreerd zijn en samenwerkingsovereenkomsten met het regime hebben.
Faiz werft nog steeds donateurs binnen zijn eigen netwerk. Zo kreeg hij in totaal al zo’n 250.000 euro bij elkaar. Volgens hem kunnen zijn donateurs via zijn sociale media precies zien hoe dat geld wordt besteed, aan specifieke projecten. Zo deelde hij geld uit aan arme families en hielp hij slachtoffers van de aardbeving bij Herat vorig jaar. Rond ramadan, de islamitische vastenmaand, dit jaar in maart en april, ging Faiz een samenwerking aan met het Indira Gandhi Kinderziekenhuis in Kaboel, een overheidsziekenhuis genoemd naar de voormalige premier van India. Hij kocht producten tegen ondervoeding in, die hij via het ziekenhuis uitdeelde; nu bekijkt hij samen met het ziekenhuis hoe hij de brandwondenafdeling kan helpen met medicijnen en medische apparatuur.
Kinderziekenhuis
Voor de VN, die alle noodhulp in Afghanistan coördineren, zou het lastig zijn om gedoneerd geld rechtstreeks in het kinderziekenhuis te steken. Dat is immers een overheidsziekenhuis, en de VN mag niets financieren dat gerund wordt door het talibanregime. Voor Faiz is dit geen moreel bezwaar. „Het is een kínderziekenhuis.” Dat het in een slechte staat verkeert, is volgens hem niet geheel aan de taliban te wijten. „Zij hebben het gekregen in de staat waarin het is achtergelaten door het vorige regime. Elke keer als ik er kom word ik emotioneel. Hoe kan het, dat er twintig jaar lang miljoenen naar Afghanistan zijn gegaan, maar dat er geen goed werkend kinderziekenhuis is?”
„Afghanistan is ons thuis en geluk, en dat zal altijd zo blijven” - Haris Faiz, stichting Omid
Het verdriet en de hongersnood die hij ziet, is Faiz niet in de koude kleren gaan zitten. „Ik praat hierover met een therapeut.” Toch wil hij ook vertellen over de positiviteit die hij tegenkomt. „Wanneer ik een kind zie lachen, bijvoorbeeld.”
Maar voor altijd in Afghanistan blijven? „Wij hebben besloten dat zodra we kinderen krijgen, we ons verblijf hier heroverwegen. Vooral vanwege onderwijs.” Meisjes mogen na de basisschool niet naar school en voor jongens is de kwaliteit beperkt. Wel is Faiz vastbesloten het land met regelmaat te blijven bezoeken, zodat zijn toekomstige kinderen er een band mee opbouwen. „Zelf hebben wij heel onze jeugd Afghanistan niet gezien. Dat willen we niet voor onze eigen kinderen. Afghanistan is ons thuis en geluk, en dat zal altijd zo blijven.”