Boer en tuinder smachten naar droog weer; „Ik verwacht dat ik een kwart van de aardappelen kwijt ben”
De vele regen en soms extreme buien van dit voorjaar brengen boeren en tuinders in grote problemen. Begin juni zijn lang niet alle aardappelen gepoot, liggen maisakkers te wachten op de zaaimachine en moet hier en daar zelfs het eerste gras nog worden gemaaid. Slechts een kwart van de boeren denkt dat het teeltseizoen nog te redden is.
Op de landbouwschool leren studenten als vuistregel dat een perceel suikerbieten rond de langste dag ”dicht” moet staan. Dat betekent dat de planten elkaar in het veld raken. Dan kun je, bij groeizaam zomerweer, in de herfst de beste oogst verwachten.
Dat gaat dit seizoen zeker niet lukken. Volgens de coöperatieve suikerbietenverwerker Cosun moest dinsdag nog 4 procent van de bieten gezaaid worden. In Oost-Brabant was dat zelfs nog ruim een kwart.
Aardappelen
Bij de aardappelen, voor de meeste akkerbouwers het belangrijkst voor hun inkomen, is de situatie nog erger. Volgens land- en tuinbouworganisatie LTO was vorige week in veel gebieden driekwart van de aardappelen nog niet gepoot.
De achterstand is het grootst in het zuidoosten, waar het al maandenlang extreem nat is. Maar ook in Zeeland moet „nog verschrikkelijk veel gebeuren”, zegt regionaal LTO-bestuurder Hendrik Jan ten Cate uit Poortvliet. „Sinds half mei zijn we niet meer op het land geweest. De grond is verzadigd.”
Ten Cate had zijn fritesaardappelen wel gepoot, maar een deel is niet opgekomen. Die hebben te lang zonder zuurstof gezeten en zijn verrot. „Ik verwacht dat ik wel een kwart van de aardappelen kwijt ben.”
El Niño
Volgens Tineke de Vries, landelijk voorzitter van de LTO-vakgroep Akkerbouw en vollegrondsgroenten en zelf boerin in het Friese Hallum, ziet „iedereen” dat het weer extremer wordt. „Ik denk dat het met klimaatverandering te maken heeft. Ook El Niño speelt een rol.”
Naast akkerbouwers zijn vollegrondsgroentetelers de dupe van het vele regenwater. De Vries weet van spinaziepercelen in Brabant die compleet verrot zijn en ook na een tweede keer zaaien weer veel schade hebben opgelopen. „Telers kunnen hun groente niet op tijd zaaien of planten, maar ze zitten wel vast aan leveringsafspraken met winkels.”
Ook melkveehouders kampen met het weer. Gerard Abbink van ruwvoerspecialist Groeikracht schat dat in Twente en de Achterhoek nog 10 procent van de mais gezaaid moet worden, in het zuiden tot 70 procent.
Mais is van origine een tropisch gewas. Volgens Abbink zijn voor een goede opbrengst voldoende ‘groeidagen’ met warmte en zonlicht vereist. Wie nu nog moet zaaien, krijgt het advies om te kiezen voor een vroegrijpend ras.
Dat de koeien straks te weinig te eten hebben, verwacht Abbink niet. „Gras is er volop. Dat groeit bij dit weer tegen de klippen op.”
LTO heeft intussen aan de bel getrokken bij het ministerie van Landbouw. Omdat de oogst later zal uitpakken, vraagt de organisatie een flexibele omgang voor de verplichte uiterlijke rooidatum van aardappelen op zand- en lössgronden (1 oktober). Ook wil LTO de toegankelijkheid van de brede weersverzekering verbeteren en zou het Rijk het mogelijk moeten maken dat telers fiscaal gunstig een reserve op kunnen bouwen voor tijden van tegenslag.
Forse schade
Uit een peiling onder 2000 boeren door vakblad Nieuwe Oogst bleek deze vrijdag dat veel boeren door het verregende en late plant- en zaaiseizoen op een forse schade rekenen. Een derde voorziet een inkomstenderving tussen de 10.000 en 50.000 euro; 10 procent denkt dat die tussen de 50.000 en 100.000 euro uitkomt en 8 procent verwacht zelfs meer dan 100.000 euro schade. Een kwart van de boeren denkt dat het nog helemaal goed komt.
Dergelijke schadebedragen hakken er in de akkerbouw stevig in. Volgens cijfers van onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research bedraagt het gemiddelde inkomen van Nederlandse akkerbouwers 66.000 euro, gemeten over de afgelopen tien jaar.
Vier van de vijf ondervraagden in de enquête van Nieuwe Oogst kampen met extreem natte percelen. Bij bijna de helft van hen gaat het om 20 hectare of meer. Vier op de tien boeren moeten gewassen opnieuw zaaien of poten of heeft dat al gedaan.