Vier kwetsbaarheden waar een programkabinet tegenaan zal lopen
Zelfs na twee marathondagen zijn PVV, VVD, NSC en BBB nog niet zover dat ze elkaar hun ja-woord kunnen geven. Wat zegt dat over de levensvatbaarheid van het programkabinet, áls dat er komt?
Een coalitieakkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB in elkaar helpen schroeven? Een eitje, dacht Telegraafcolumnist Ronald Plasterk voor hij informateur werd. De PvdA’er kwam van een koude kermis thuis. Het lukte hem de afgelopen wintermaanden niet om ook maar op één dossier een doorbraak te forceren. Sterker nog, na een ogenschijnlijk voor de hand liggende vraag van NSC-voorman Omtzigt ontspoorde de boel halverwege februari compleet.
Omtzigt wilde weten met welke financiële mee- en tegenvallers het nieuwe kabinet te maken kon krijgen en vroeg Plasterk daarom de beschikbare inventarisaties daaromtrent bij alle ministeries te verzamelen. Toen Plasterk de stukken naar zijn smaak te laat deelde met de formatietafel, beende Omtzigt weg. De eerste ronde was mislukt, de droom van een snelle formatie spatte uiteen.
Wilders riep vervolgens de hulp in van Kim Putters. Die verwierf meerdere bijnamen, variërend van formatiedokter tot politieke relatietherapeut. Doorslaggevend is dat Putters de keus voor een extraparlementair kabinet –een diep gekoesterde wens van Omtzigt en tegenwoordig ook wel programkabinet geheten– van een wetenschappelijk onderbouwde en daarmee valide basis voorzag. Daarmee maakte hij voor PVV, VVD, NSC en BBB de weg vrij voor een doorstart .
Schutting
Strikt genomen is een extraparlementair kabinet een kabinet dat buiten de volksvertegenwoordiging om tot stand komt, bijvoorbeeld na een een-tweetje tussen het paleis en de informateur. Dat is hier niet aan de orde: aan de basis van het beoogde kabinet ligt een hoofdlijnenakkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB.
Wat de variant waarover nu al maanden wordt onderhandeld toch tot een bijzondere maakt, is dat de vier het akkoord straks, zodra het gereed is, over de schutting gooien, naar de formateur. Die moet dan eerst een kabinetsploeg zien samen te stellen waarna de dan beëdigde bewindspersonen het akkoord gaan uitbouwen tot een werkdocument, ook wel regeringsprogramma genoemd.
De fracties van PVV, VVD, NSC en BBB zijn daar niet bij betrokken. Ten opzichte van de overige Kamerfracties hebben zij wel het ‘privilege’ dat zij mogen beoordelen of de concrete beleidsplannen in lijn zijn met het hoofdlijnenakkoord. Zij hoeven de voorstellen echter niet op voorhand te accorderen en zijn vrij om nog naar hartenlust wijzigingsvoorstellen te doen.
Die losse band tussen de vier en de ministersploeg rechtvaardigt de naam programkabinet, plús het feit dat de vier hebben afgesproken dat ongeveer de helft van de bewindspersonen geen binding hoeft te hebben met een van de vier partijen en afkomstig mag zijn uit bijvoorbeeld het bedrijfsleven. Maar is dat een inhoudelijke keus, zoals Putters het deed voorkomen? Of kwam de bijzondere constructie er, zodat NSC en VVD kunnen betogen dat ze wel een beetje met de PVV in zee gaan, maar toch niet helemaal?
Hoe dan ook, ook na het therapeutische werk van Putters was de formatie nog geen gelopen race. Er was nog acht weken trek- en sleurwerk van de krachtpatsers Elbert Dijkgraaf en Richard van Zwol nodig, voor de vier partijen op het punt kwamen waar ze deze woensdag staan. Deze twee informateurs gingen zeer doortastend te werk, stelden op basis van de onderhandelingen zelf de concepttekst van het hoofdlijnenakkoord samen en dwongen af dat de plannen van tevoren langs de financiële meetlat van het Centraal Planbureau (CPB) zouden worden gelegd.
Zo brak, zeker met de met de Tweede Kamer afgesproken deadline van 15 mei in zicht, vorige week opeens ‘de week van de waarheid’ aan en geldt sinds maandag: alles of niets.
Kwetsbaarheden
Wie deze onstuimige voorgeschiedenis op zich laat inwerken, ontwaart al snel minimaal vier kwetsbaarheden waar het programkabinet straks mee moet dealen, áls het er komt. Eén: de gekozen formule van het programkabinet. Gaat die werken? Hoe besluitvaardig kan een bewindspersoon zijn als hij of zij vooraf maar mondjesmaat de garantie heeft dat een Kamermeerderheid zijn of haar plannen accepteert? Er zal in elk geval heel veel tijd gemoeid zijn met achterkamertjesoverleg vooraf.
Twee: de toekomstige rol van Wilders. Wat je verder ook van de man vindt, samenbindend kan zijn optreden moeilijk worden genoemd. Liep in voorgaande kabinetten de besluitvorming vast, dan ontpopte de fractievoorzitter van de grootste partij zich nogal eens als het oliemannetjes dat de boel kon lostrekken. Is Wilders daartoe in staat?
Drie: wat wezen de CPB-doorrekeningen, waar partijen onder druk van Dijkgraaf en Van Zwol toe besloten, uit? Zeer waarschijnlijk dat maar een fractie van de beloftes die met name PVV en BBB in aanloop naar de verkiezingen deden uitvoerbaar is. Daardoor wacht beide partijen een lastig verhaal, waarbij ze hun kiezers keer op keer moeten vertellen dat ze zich in de campagne hebben vergaloppeerd. Dat kan niet eindeloos.
Vier: Hoe zit het met het onderlinge vertrouwen tussen de vier? Hoeveel teleurstellingen en tegenslagen kan het verstandshuwelijk tussen PVV, VVD, NSC en BBB verdragen, voor het een vechthuwelijk wordt? Toegegeven, als het kabinet er komt, kan het het tij meehebben. Maar er is zeker ook reden om aan te nemen dat wij, kiezers, daarna eerder dan ons lief is, weer in het stemhokje zullen staan.