Voorstellen voor nieuwe regels die vorig jaar zijn ingediend, leveren opnieuw honderden miljoenen euro’s aan kosten op. Dat meldt het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) in een jaarverslag. Het merendeel, een toename van zo’n 275 miljoen euro aan jaarlijkse kosten, komt bij bedrijven te liggen.
De bedragen zijn een optelsom van berekeningen van ministeries. Als ze nieuwe regels voorstellen, moeten ze een inschatting maken van de ‘regeldruk’ die dat oplevert, oftewel de kosten die de naleving van de regels met zich meebrengt. Het gaat niet om belastinggeld, maar om kosten van bijvoorbeeld extra werkuren. De uiteindelijke bedragen kunnen lager uitvallen omdat wetten nog worden aangepast of niet worden ingevoerd. Nieuwe regels moeten uiteraard ook maatschappelijke baten opleveren, maar die zijn niet in de berekeningen meegenomen.
De onderbouwing die de ministeries bij hun plannen aanleveren, is volgens ATR verslechterd. In 60 procent van de gevallen gaf het adviescollege vorig jaar het advies ‘niet indienen’ of ‘niet indienen, tenzij’. Het is de eerste keer dat ATR meer onvoldoendes dan voldoendes uitdeelde. Het percentage adviezen met het meest negatieve oordeel is wel iets gedaald, van 17 naar 15 procent. In totaal bracht ATR 103 adviezen uit.
Intussen staat regeldruk juist in de „maatschappelijke schijnwerpers”, schrijft ATR in het jaarverslag. Collegevoorzitter Marijke van Hees zegt in een verklaring: „het is opmerkelijk dat de maatschappelijke aandacht voor regeldruk zich niet vertaalt in meer aandacht voor de onderbouwing van de regeldrukgevolgen van voorgenomen regelgeving.”
ATR spreekt van een „vergaande juridisering van de samenleving, waarbij de wetgever met maatwerk ruimte wil geven voor elk denkbare uitzondering”. Al die details in de wet werken „ontmoedigend”, merkt het adviescollege, met als gevolg dat bijvoorbeeld docenten hun enthousiasme verliezen en „dat veel ondernemers wel willen ondernemen, maar niet werkgever willen zijn”.