Recept: Oranjetompoucetoetje
Als basisschoolkind –of als tiener, dat weet ik niet meer precies– maakte ik heel regelmatig tompouces.
Met zo’n knutselpakket uit de supermarkt, van gebakken plakken bladerdeeg, geleroompoeder, water en een zakje glazuur dat je even in heet water moest leggen. Eerlijk, ik vond ze superlekker. Maar later werden deze liefdevol gemaakte tompoezen (want zo mag je ze ook noemen) verdrongen door van die dertien-in-een-dozijntompouces met een zoet-luchtige vulling. Type diepvries of supermarkt. Nu waren de knutseltaartjes uit mijn jeugd natuurlijk verre van culinair, maar door de tompouces van het tweede soort heb ik lang geen enkele tompouce meer aangeraakt. Bij wijze van spreken dan, want ik hapte heus wel eens een minitompoesje weg op een of ander feestje.
Tot ik een nieuwe traditie startte. Om –toen nog– Koninginnedag extra feestelijk te maken, gingen we ook maar eens een oranjetompouce halen bij een plaatselijke bakker. Sindsdien ben ik om. Wat een smaak! Echte banketbakkersroom, een laagje slagroom, de volle smaak van bladerdeeg. Mjam. Ze moeten wél kraakvers zijn. Zijn ze het niet, dan proef je dat. Ik ga mezelf aan het gepruts van vullen en snijden helemaal niet wagen, maar gooi de heerlijke smaken van een tompouce gewoon in een glaasje. Met het bladerdeeg smokkel ik meestal: dat komt uit de vriezer…