Het christelijke geloof is volgens Dennett een „mythe”. Hij vond het prima dat iemand de Bijbel verdedigt. „Maar zeggen dat het een Heilig Boek is en daarom per definitie juist – daar trappen we niet in. Je dringt ons jouw versie van de waarheid op. Dat pikken we niet.”

Als atheïst geloofde hij in wetenschap. Daarin was hij een pure materialist: een niet-materiële menselijke geest is een illusie: er bestaan alleen vurende neuronen.

De evolutietheorie omschreef hij in zijn boek ”Darwins gevaarlijke idee” (2006) als een „universeel zuur, dat doordringt tot de kern van al het zichtbare”. Niet alleen bepaalt evolutie het biologieonderwijs, maar ook hoe de mens over zichzelf, God en zingeving denkt. Traditionele visies gaan te gronde, constateerde Dennett. „Voor het merendeel geldt: opgeruimd staat netjes.”