Recept: Romige curry met aardappel en aubergine
Ik had vorige week geluk. Terwijl ik lamlendig thuiszat, ging een deel van het gezin appels halen. Bij de lokale boomgaard, op loopafstand. Een tas vol moesappels. De gebutste exemplaren zijn dat, of de te kleine. Ze verdwenen die avond nog in de pan, in keurige stukjes
Uúúrenlang stonden de appels op de allerkleinste gaspit (die voor de gelegenheid was gerepareerd door manlief, dat mag in de krant, want ik had hem –de gaspit bedoel ik– al definitief afgeschreven). In het kookboek stond dat dat moest, boven „zeer laag vuur”. En nog wilden de laatste stukjes maar geen moes worden. Sommige rassen houden nou eenmaal een bite, oma’s kookboek ten spijt. Zelf heb ik –meestal– geen geduld voor zulk eindeloos gestoof. En dat heeft ook z’n keerzijde. Zo aten we auberginecurry met aardappelblokjes erin die nét iets te hard waren. Het zuur uit de tomaten in dat gerecht werkt niet echt mee bij het garen, dus de aardappel krijgt nu iets meer tijd om zacht te worden.
Je kunt ook gewoon eens een complimént geven, zei een van de zonen, toen ik vertelde dat ik over de appelmoes zou schrijven en hij natuurlijk aanvoelde dat het iets grappigs moest worden. Hij heeft gelijk. En echt, de appelmoes was perfect. Misschien was het de toewijding van de maker die je proefde. En zeg nou zelf: vast niet iedereen heeft een huisgenoot die uit zichzelf een enorme pan appelmoes kookt. Dat alleen al is een compliment waard.