Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem, wil een verbod op „het demonstratief verbranden van religieuze voorwerpen in de openbare ruimte”. Hij lobbyt daarvoor bij het kabinet en de Tweede Kamer. Twee hoogleraren reageren sceptisch.
Het verbod moet volgens Marcouch ook gaan gelden voor het vernietigen van andere levensbeschouwelijke voorwerpen, zoals regenboogvlaggen. Het recht van demonstratie zou volgens hem misbruikt worden om „gemeenschappen te verscheuren”. „Waar de vrijheid van de één de onderdrukking of haat jegens de ander bevordert, dient de wet bescherming te bieden”, aldus de burgervader.
Aan het door Marcouch voorgestelde verbod kleven bezwaren, betoogt prof. mr. dr. Paul van Sasse van IJsselt. Volgens de bijzonder hoogleraar recht en religie zijn de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht een groot goed en moet daar niet zomaar aan worden getornd. „In een vrije samenleving moet je kunnen choqueren. Religiekritiek mag worden geuit. Dat neemt niet weg dat de manier waarop Wagensveld zich uit stuitend is. En daar mag best een massaal en scherp tegengeluid tegen klinken.”
In een vrije samenleving moet je kunnen choqueren. Religiekritiek mag worden geuit
Dubbele spagaat
Prof. mr. dr. Jan Brouwer zegt begrip te hebben voor de lobby van Marcouch. „Hij zit in een dubbele spagaat. Enerzijds is hij een fervent voorstander van de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht. Maar daarnaast zie je dat de protesten hem veel problemen opleveren. Het kost hem veel publiek geld om de veiligheid van de Arnhemse burgers te garanderen.”
Marcouch’ gereedschapskist om problemen te voorkomen is ook beperkt, stelt de hoogleraar recht en samenleving aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Ook een demonstratie van Pegida moet je in beginsel faciliteren. Pas als de burgemeester de veiligheid van de demonstranten niet kan garanderen, mag hij een manifestatie beperken of verbieden. Dat vereist soms –zoals in dit geval– veel politie-inzet.”
Publiciteit
Toch twijfelt Brouwer aan het voorstel van Marcouch. „Het is de vraag of hij veel opschiet met een verbod. In het Nederlandse recht kun je pas optreden als strafbare feiten zijn gepleegd, dus achteraf. Dat geldt voor smaad, voor belediging en dan dus ook voor het vernietigen van een Koran. Een vermoeden dat er een strafbaar feit kan worden gepleegd, mag geen reden zijn om een demonstratie te verbieden. Ik vraag me af of Marcouch dat beseft. Een burgemeester gaat niet over de inhoud van een protest.”
Een vermoeden dat er een strafbaar feit kan worden gepleegd, mag geen reden zijn om een demonstratie te verbieden; ik vraag me af of Marcouch dat beseft
Een verbod op het vernietigen van religieuze symbolen lost het probleem dan ook niet op, denkt de Groningse hoogleraar. „Of strafbaarheid de bereidheid om een Koran te verbranden bij Pegida wegneemt? Ik waag dat te betwijfelen. Zo staan er op moord in Nederland de hoogste straffen en toch worden er mensen neergeschoten. Pegida is vooral uit op publiciteit. Ik denk dat Pegida-aanhangers het voor lief nemen als ze een boete moet betalen. Ze krijgen dan alleen maar meer aandacht.”
De beste oplossing van het probleem zou voor Brouwer zijn als de islamitische gemeenschap dezelfde tolerantie tegen religiekritiek zou ontwikkelen als de christelijke gemeenschap. „Als moslims minder allergisch zouden reageren op de demonstraties, zou de angel al uit de giftige boodschap van Pegida zijn.”
Meer winst
Van Sasse van IJsselt adviseert behalve tolerantie tegen religiekritiek ook het aanpakken van discriminatie op structurele basis. „Bijvoorbeeld als het gaat om of iemand stage mag lopen of niet. Dat raakt het dagelijkse leven en daar is veel meer winst te behalen dan met zo’n verbod.”
Toch wil Van Sasse van IJsselt ook voorzichtig een lans breken voor de oproep van Marcouch. „Ik kan die wel waarderen in dit tijdsgewricht. We leven in een tijd waarin structurele discriminatie van minderheden veel voorkomt. Daarnaast is er een kabinetsformatie gaande met een partij die radicale anti-islamstandpunten uitdraagt. In die context moet zijn lobby misschien eerder gezien worden als een roep om aandacht dan als een serieuze poging tot aanpassing van de wet.”