Werkweken van zeventig of zelfs tachtig uur waren voor hem geen uitzondering. Daaraan kwam abrupt een einde toen Jaap de Ruiter (68) uit Klaaswaal vijf jaar geleden een herseninfarct kreeg. Zijn directiefunctie bij Goudwisselkantoor moest hij neerleggen. „Ik ben nu blij dat ik door de Heere ben stilgezet. Anders was ik doorgegaan.”
Iedere week was hij op zaterdag te vinden op het plein nabij de Laurenskerk in Rotterdam. Een kwarteeuw lang. Jaap de Ruiter verkocht er postzegels, munten en ansichtkaarten. De allereerste kraam bestond uit een behangtafel en een eigengemaakte overkapping van een stuk zeil. „Ik ging altijd, weer of geen weer. Eerst met mijn jongste broer, later met oudste zoon Johan. Toen hij ermee stopte, ben ik ook opgehouden. Onze laatste marktdag was de beste van allemaal.” Met zijn kramen –eerst één, later zelfs vijf– legde hij de basis voor het huidige Goudwisselkantoor. Wat begon als hobby groeide uit tot een serieuze bijverdienste en vervolgens tot een groot bedrijf. Met 150 verkooppunten in binnen- en buitenland en 400 medewerkers behoort de onderneming nu tot de grootste handelsbedrijven in goud en sieraden in West-Europa. In Nederland is het internationaal opererende bedrijf marktleider.
Een studiebol was De Ruiter allerminst. De mulo in Zwijndrecht viel hem zwaar. „Ik ben vanuit de tweede klas teruggezet. Toen werd de mulo omgezet in de mavo, maar daar was het niet veel beter. Ik had vooral moeite met taal en ging liever met andere jongens in de buurt voetballen.”
Een uitgebreide beroepentest liet er geen misverstand over bestaan: „Jaap is echt een type van een marktkoopman”, was de uitkomst. Lachend: „Dat ben ik ook geworden. In feite was ik het al.” Op z’n 14e trok Jaap met een van een bakker overgenomen oud bakfietsje door de straten van Heerjansdam. „Ik verkocht sinaasappels, appels en bloemen.” Van de mavo ging hij naar de lagere detailhandelsschool in Rotterdam. Die maakte Jaap wel af.
De Ruiter woont met zijn echtgenote al jarenlang in Klaaswaal. In zijn ruime woonkamer staat een vitrinekast met wat blikken speelgoed.
Hij verzamelde talloze motorfietsjes, auto’s en vliegtuigjes uit de periode tussen pakweg 1900 en 1960.
Een geboren en getogen inwoner van de Hoeksche Waard, denken de meeste mensen. Is dat zo?
„Ik ben wel in de Hoeksche Waard geboren, in Piershil. Maar mijn jeugdjaren liggen in de omgeving van Rotterdam. Ik kom uit een kerkelijk betrokken gezin met twee broers en een zus. Mijn jongste broer is ons op relatief jonge leeftijd ontvallen. Vader was hoofdlasser. Hij heeft meegewerkt aan de bouw van het cruiseschip Rotterdam. Ik was nog klein toen we naar Zuid-Beijerland verhuisden. Daar begon mijn vader op aandringen van mijn moeder voor zichzelf. Hij had een groentezaak en ventte langs de deur. Korte tijd later betrokken we een grotere groentezaak in Heerjansdam. We kerkten bij de gereformeerde gemeente in Zuid-Beijerland en later in Ridderkerk.”
Van een handeltje in postzegels en munten was toen nog geen sprake. Wat deed u na de middelbare school?
„Ik was op de mulo en de mavo enkele jaren kwijtgeraakt. Na mijn schooltijd moest ik in dienst. Ik kwam bij de marechaussee. Wel heb ik, samen met moeder, nog het vakdiploma slijterij behaald. Aansluitend heb ik een cursus voor vinoloog gedaan. Tijdens mijn diensttijd kon ik al een baan krijgen bij een slijter in Zwijndrecht. Die had drie zaken en hielp me aan een attest waardoor ik de marechaussee twee maanden eerder kon verlaten. Ik moest er boven de zaak wonen. De eigenaar verplichtte ons om te trouwen. Mijn aanstaande vrouw diende te helpen in de slijterij. We zijn in 1977 gehuwd. Ella was 18, ik 21 jaar.”
Hoe verliep dat bestaan in de slijterij?
„Daaraan kwam al na drie jaar een einde. Mijn baas deelde me mee dat hij om financiële redenen een winkelmeisje in mijn plaats wilde zetten. En dat terwijl het het best lopende filiaal van zijn slijterijen was. Het viel me enorm tegen van hem. Ik was echt gekrenkt, van mijn hoofd tot mijn tenen. Mijn boosheid bracht me ertoe om te besluiten om, zo gauw zich de mogelijkheid zou voordoen, iets voor mezelf te beginnen. Ik heb mijn vader gevraagd of ik niet bij hem in de groentezaak kon komen. Hij had niet echt ruimte voor een werknemer, maar ik gaf aan met een minimaal inkomen tevreden te zijn en op zaterdag vrij te willen. Ik had in de jaren daaraan voorafgaand wat postzegels en munten verzameld en bezocht weleens ruil- en verzamelbeurzen. Ik wilde, samen met mijn jongste broer, delen van de verzameling verhandelen op de markt in Rotterdam en daarmee wat bijverdienen. Mijn vrouw en ik hadden echter geen woonruimte meer en zijn boven de winkel van mijn ouders in Heerjansdam gaan wonen. Dat was mogelijk omdat mijn ouders een eengezinswoning in het dorp kochten. We zijn in één dag verhuisd en hadden de boel nog lang niet op orde toen onze oudste zoon werd geboren. Vijf weken te vroeg. Ik kon in de paniek geen reiswieg vinden en heb hem naar het ziekenhuis meegenomen in een badje. Ik stond in het ziekenhuis in de lift met een paar schilders die ook naar beneden moesten. Ik liet hen zien waar dat huilen vandaan kwam. Hun geschrokken gezichten zie ik nog voor me.”
Wat was de reden om in postzegels en munten te gaan handelen?
„Dat is een mooi verhaal. In Heerjansdam had ik in de groentezaak een heel vermogende klant, die in een enorme villa woonde. Hij kwam samen met zijn vrouw naar de winkel, in een ontzaglijk dure slee. Ze wilden een komkommertje, een krop sla en paar uien. Samen 3 gulden. Beiden verzuchtten ze dat ze het veel te duur vonden. Als hobby verzamelde ik modelautootjes, dinky toys. Er stonden er een paar in een vitrine in de winkel. Die dame zag een DAF’je staan en vroeg naar de prijs. Ik noemde een bedrag van 45 gulden. Dat was voor hen geen probleem. Vervolgens keken ze nog eens in de vitrine en namen er twee extra mee. Uiteindelijk kochten ze voor 100 gulden aan speelgoedautootjes en voor 3 gulden aan groenten. Ik ben echt in de verkeerde branche werkzaam, was mijn gedachte na hun vertrek. Die autootjes hadden me namelijk niets gekost. Mijn handel in postzegels en munten was mijn vader echter een doorn in het oog. Ik wilde ook op woensdag naar de markt, maar vader hield me tegen. Ik heb de eerste tijd iemand moeten inhuren voor de handel op woensdag en begon met 100 gulden verlies.”
De echte groei van de handel in postzegels en munten ontstond in Klaaswaal. Hoe kwam u daar?
„Het huis in Heerjansdam werd te klein. Ons gezin groeide en ik had bovendien een kantoortje dat niet veel groter was dan een flinke tafel. ’s Avonds was ik vaak aan het handelen, er kwamen klanten en de winkel werd steeds minder interessant. Mijn broer wees me op een groter huis in Klaaswaal. We zijn in 1991 verhuisd. Naast zegels en vooral munten verkocht ik wat speelgoed van blik. Ik kreeg eerst geen vergunning. De gemeente zag er geen handel in. Na wat vijven en zessen kreeg ik alsnog toestemming.”
Aanvankelijk verhandelde u van alles.
„Gaandeweg zijn we gestopt met postzegels. Daar zat geen handel meer in. Ik heb alle zegels opgeruimd. We zijn spullen gaan veilen. Dat was in het begin een breed assortiment: meubels, schilderijen en sieraden. Daarna werden vooral waardevolle sieraden, bijzondere munten, bankbiljetten en zaken als Rolex-horloges bij opbod verkocht.”
Langzamerhand ging de handel in goud de boventoon voeren. Hoe kwam dat?
„Banken trokken zich terug uit de markt. Ik begon gouden sieraden in te kopen en merkte al snel dat dat een goede business was. Zeker in periodes van onrust en crises in de wereld neemt de vraag naar dit edelmetaal sterk toe. Goud is al sinds mensenheugenis een veilige haven en waardevast. Ook Salomo bezat al veel goud. Na wat uitbreidingen hebben we in 2009 in Klaaswaal een nieuw kantoorpand laten bouwen. Later kwam, aan de andere kant van de weg, het veilinghuis. Goudwisselkantoor –de naam dateert van later datum– bestaat dit jaar veertig jaar. Ik begon met één assistente. Later kwam onze oudste in de zaak en in de jaren daarna onze andere vier zonen. Als ik erop terugblik, ging het vanzelf. Het begon met een filiaal in Rotterdam, daarna kwamen Eindhoven, Groningen en Apeldoorn. Zo ging dat door. En nog weer later verkooppunten in België en Duitsland.”
Waarmee vulde u uw dagen?
„De in- en verkoop op kantoor van postzegels, speelgoed en munten en steeds meer sieraden, papiergeld en goud. Ik was vaak op pad voor bezoek aan klanten. Niet alleen in Nederland, ook in Duitsland, België en Frankrijk. Ik bezocht beurzen en veilingen en moest, eenmaal thuis, alles uitzoeken en sorteren en klaarmaken voor de verkoop. Het werk slokte me op.”
Goud heeft voor velen een magische klank. Kwamen er bijzondere dingen op uw pad?
„Dat gebeurt niet alleen bij goud. Ooit heb ik mijn twee jaar oude Mercedes geruild voor een verzameling postzegels. Koffers vol, dat wel. Met heel zeldzame en dure exemplaren. De eigenaar zocht een nieuwe auto en zo kwamen we tot onze deal. Met goud beleef je van alles. Zo kwam er eens iemand op kantoor met een oude fotocamera. Onze inkoper zei dat we zoiets niet innamen, maar toen maakte hij de camera open. Er zat exact 10 kilogram aan goudstaven in. Voor een waarde van op dat moment 400.000 euro.”
U gaf ook zondagsschool en was actief voor de school. Vertel eens.
„Ik was voorzitter van het schoolbestuur in mijn woonplaats, van 1994 tot 2009. Daarnaast gaf ik zondagsschool. Dat heb ik zestien jaar mogen doen, van 1992 tot 2008. Ik was een vlotte prater en kon goed met de kinderen overweg. Het was waardevol werk. Je moest de lessen en verhalen voorbereiden en was daardoor met Gods Woord bezig. Meer dan een kwarteeuw was ik diaken in de plaatselijke gereformeerde gemeente.”
Vijf jaar geleden werd alles anders. Wat gebeurde er?
„Ik kwam op 12 mei 2018 terug uit Emmen, waar ik had gesproken met evangelist C. van Drunen. Onderweg had ik nog een klant bezocht. Achteraf gezien kreeg ik steeds meer moeite om de auto te besturen. Die was voorzien van een systeem dat met behulp van sensoren de auto midden op een rijbaan, tussen de verschillende rijstroken, houdt. Zo ben ik, enigszins slingerend, thuisgekomen. Mijn vrouw gaf me een kopje koffie, maar ik zakte in mijn stoel onderuit en had, zoals ik later hoorde, een scheve mond. Ik heb er weinig tot niets van meegemaakt, maar ben met spoed naar het Maasstadziekenhuis in Rotterdam gebracht. Ik kon niets meer, was gedeeltelijk verlamd, kon niet meer praten en niet goed meer zien. In het ziekenhuis ben ik geopereerd. Het was een risicovolle ingreep, maar er was geen keus. Mijn halsslagader was voor 75 procent dichtgeslibd. De arts gaf aan dat de ingreep moest gebeuren, omdat een volgend infarct zich anders binnen enkele maanden zou aandienen.”
En toen kwam langzamerhand het besef wat er werkelijk gebeurd was.
„Inderdaad. Daar zat ik dan, in een rolstoel. Ik heb wekenlang in het ziekenhuis gelegen en acht weken in revalidatiecentrum Rijndam. Ik kon me veel dingen niet meer herinneren. Zo wist ik niet meer dat er leden van de kerkenraad van Klaaswaal op bezoek waren geweest. Ik hoorde dat allemaal pas later. Het stond vast dat ik nooit meer zou kunnen werken. God had me stilgezet. Tot hiertoe en niet verder. Zo heb ik het beleefd. Anders was Jaap doorgegaan. Het was daarom een goede tijd. De Heere kan het niet verkeerd doen. Ik heb ingezien dat al dat geld en goed niets waard is.”
Hoe ging het verder?
„De zaak is voortgezet door onze zoons. Johan en Erik zitten in de directie. Mijn andere zoons, Leon, Sjaco en Leendert-Jan, vervullen met kennis en ervaring een andere belangrijke rol binnen het bedrijf. Ik heb de zaak echt helemaal los kunnen laten. Het herstel is echter wonderlijk gegaan. Ik zat in een rolstoel, mijn linkerarm hing ernaast. Toen ik aan de arts vroeg of ik ooit nog zou kunnen autorijden, gaf hij me weinig hoop. „Ik wil je niet blij maken met een dooie mus, maar ik zou er maar niet op rekenen”, zei hij. Ik heb daar erg mee geworsteld en ben ermee in de schuld gekomen. „Heere, U bent toch almachtig”, was mijn voortdurende gebed. Totdat, ik weet nog dat het op een woensdagmiddag rond twee uur was, mijn arm als vanzelf omhoogging. Mijn verwondering was onuitsprekelijk groot. Mijn linkerhand is verlamd gebleven, zodat ik alles rechts moest doen. Dat was een omschakeling, want ik was links. In mijn linkerhand is het gevoel nooit teruggekomen.”
En het autorijden?
„Ik kon alleen recht vooruitkijken; links en rechts bevonden zich in een soort dode hoek. Ik kon niet alleen een straat oversteken, want ik zag het verkeer niet aankomen en liep bij wijze van spreken alles wat voor mijn voeten kwam omver. Toch is ook daar geleidelijk verandering in gekomen. Bij een herkeuring in het Maasstadziekenhuis kon de oogarts het niet begrijpen. Ik reageerde voldoende op allerlei flitsen en na een uur gaf hij aan dat ik weer mocht autorijden. Dat is nu bijna vier jaar geleden. Ik heb wat extra rijlessen gevolgd. Nu rijd ik twee keer per week zelf naar Rotterdam. Ongelooflijk.”
Wat doet u in Rotterdam?
„Ik volg daar therapie bij stichting Breinpuzzel. Die hebben dagbesteding voor mensen met een niet aangeboren hersenletsel. Training voor de hersens, aandacht voor de motoriek en een beetje sport. Ik kom er veel mensen met dezelfde aandoeningen tegen.”
U was nog diaken in de gereformeerde gemeente. Kwam daaraan met het infarct ook een einde?
„Ik was diaken sinds 1993. Meer dan 25 jaar. Kort voordat ik het herseninfarct kreeg, was er een herdenkingsbijeenkomst met een andere broeder die een kwarteeuw in de kerkenraad zat en met ds. G.J. van Aalst, die zijn verjaardag herdacht. Ik wist al in 1992 dat ik een plekje in de kerkenraad zou krijgen. Het leek onmogelijk, want er was geen vacature. Het jaar daarop was dat onverwacht wel het geval en werd ik gekozen. Toen kon ik niet weigeren. Na mijn herseninfarct miste ik het ambt heel erg. Ik kon eerst niet naar de kerk, alleen maar meeluisteren. Later kon ik één keer. Het was voor mij een strijd of ik moest stoppen als diaken. Dan moet je natuurlijk je verstand gebruiken, maar pas toen mijn dochter op zichzelf ging wonen kwam daarin verandering. Ik las uit het Woord dat alles een bestemde tijd heeft. Dat was voor haar bedoeld, maar het sloeg bij mij naar binnen. Toen heb ik kunnen bedanken. Ik heb de dominee gebeld en gezegd dat ik eruit was. Maar diep in m’n hart mis ik het nog steeds. Zeker de huisbezoeken.”
Hoe wist u dat u diaken moest worden?
Peinzend: „Ik kan me niet alles meer letterlijk voor de geest halen. Dat heeft te maken met mijn herseninfarct.”
Allerlei details helder formuleren, het kost hem zichtbaar veel inspanning en energie. Na enig nadenken: „Ik zag een van de oudere broeders iedere week op zondag de kerk verlaten en wist in mijn hart dat ik daar zou komen te lopen. Dat is later bevestigd. Ik werd op de ledenvergadering gekozen met een krappe meerderheid. Er rees wat twijfel, maar de Heere sprak krachtig tot me met een tekst uit Numeri 23: „Zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken?” Toen kon ik niet weigeren. In de jaren daarna ben ik tijdens diensten meerdere malen bemoedigd. Ik hoorde wat er in mijn hart was. Als ik terugblik, is dat in 1990 begonnen. Ik was vaak bezig met dood en eeuwigheid. We kerkten in Ridderkerk bij ds. J.J. Tanis. Tijdens een van die diensten zag ik al het vergankelijke van mijn werk in. In de jaren daarna ben ik er echter wel weer door meegesleurd.”
Hoe blikt u terug?
„We kenden ds. J. Mijnders. Ook hij stond in Ridderkerk. Mijn vrouw en ik hebben bij hem belijdenis gedaan en hij heeft ons getrouwd. Toen we veertig jaar gehuwd waren, bezocht hij ons. „Vergeet het fijne goud niet, Jaap”, zo sprak hij me aan. „Daar gaat het om.” Dat ben ik niet vergeten en daar ben ik gelukkig na zo veel jaren achter gekomen. Ds. Van Aalst sprak jaren geleden hier in Klaaswaal over de rijke man en de arme Lazarus. Een aangrijpend voorbeeld, dat me is bijgebleven. Als je ogen daarvoor opengaan, is het met de dichter: „Weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten, hoe rijk dat ik ben. ’k Heb alles verloren, maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben.” Dan is al je geld en goed niets meer waard. Voor dat alles kun je nog geen andere hand kopen. Dat maakt je klein, nutteloos en dan worden andere zaken belangrijker. Voorheen was er geen eind, het was nooit genoeg. Ik besef nu dat ik niet meer dan een rentmeester ben. Maar het is veel beter dan toen.”
Hoe ziet u de toekomst, voor u en voor uw gezin?
„Soms ben ik te moe om daar goed over na te denken. Maar in z’n algemeenheid ben ik somber gestemd door wat ik hoor en zie wat er in de wereld gebeurt. Ik denk dat we aan het einde van de dagen zijn beland. Dan is er nog alleen toekomst voor het volk van God. Er blijft maar één vraag over: Mogen ik, mijn gezin en u erbij zijn?”