Hoe Trump en Wilders „angst uitbuiten”
Waarom nemen miljoenen mensen hun toevlucht tot Geert Wilders en Donald Trump? In zijn recent verschenen boek probeert psycholoog Huub Buijssen populisten en hun volgelingen te doorgronden.
„Ik zeg het in alle vriendelijkheid, ga wat anders doen, premier Rutte. Maak een mooie wereldreis. Zoek een leuke vriendin. Koop een hond. Ga golfen. Je mag ook kiezen: je mag het ook allemaal doen.”
Die „ogenschijnlijk vriendelijke” woorden van Geert Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2019 tekent de Tilburgse psycholoog Huub Buijssen (1953) op in zijn onlangs verschenen boek ”De verborgen psychologie achter populisme” (232 blz., 19,90 euro). Het citaat toont aan dat de PVV-leider als geen ander in klare taal veel Nederlanders weet aan te spreken, betoogt Buijssen. „Geert Wilders haalde het GeenStijl-vocabulaire naar de Tweede Kamer”, schrijft de auteur. „Zo noemde hij Sigrid Kaag een heks.”
Populisten zien politiek als „een strijd tussen goed en kwaad”, betoogt Buijssen. Hij verwijst naar een studie van Maurits Meijers en Andrej Zaslove, politicologen verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en gespecialiseerd in populisme. „Iedereen die tot de gevestigde orde behoort, beschouwen ze (de populisten, JV) als slecht en corrupt.”
U betoogt in uw boek dat een flink deel van de bevolking houdt van een scheldende politicus en dat een populist als Wilders daar garen bij spint. Hoe zit dat?
Buijssen, die als gedragspsycholoog in de ouderenzorg werkte en boeken over met name dementie schreef: „Boosheid straalt daadkracht en eerlijkheid uit. Als je boos bent, meen je wat je zegt. Dus mensen identificeren zich met een kwade Wilders. Hij draait volgens hen niet om de hete brij heen. Wilders speelt het spel heel handig. Hij sprak over een asieltsunami. Zo’n woord doet je denken aan een onbeheersbare zee die op ons aan komt denderen. Met dat soort woorden activeert de PVV-leider de angst. Hij gooit er als het ware nog eens brandstof op.”
In deze formatieweken haalt Wilders vooral uit naar Frans Timmermans, leider van GroenLinks-PvdA. Toen Timmermans stelde dat de „PVV een bedreiging voor onze nationale veiligheid” is, reageerde Wilders deze week op X met de woorden: „Dit is echt ziekelijk. En levensgevaarlijk. Iedere dag opnieuw haat en kwalijke stemmingmakerij van Timmermans. Er hoeft maar één opgehitste gek op te staan en Timmermans heeft bloed aan zijn handen. Walgelijk.”
Hoe duidt u de reactie van Wilders?
„Hij gaat, heel handig, in de slachtofferrol zitten. Terwijl Wilders voorheen voortdurend zelf mensen beschimpte. Denk aan zijn uitlatingen over een kopvoddentaks of zijn idee over een Polenmeldpunt. Veel burgers die zich slachtoffer voelen van overheidshandelen of misschien van een ontslag of een burenruzie zullen zich in de klagende Wilders herkennen en denken: hij staat aan mijn kant.”
Wilders maakte de afgelopen weken tijdens de formatiebesprekingen een paar stevige draaien. Hij trok anti-islamvoorstellen in en zegt nu wel bereid te zijn Oekraïne te steunen. Denkt u dat kiezers teleurgesteld in hem raken?
„Ik vind dat lastig te voorspellen. In Amerika blijft een flink deel van Trumps aanhang achter Trump staan, wat hij ook zegt of doet. Veel mensen maken hun keuze niet op basis van de ratio, maar op grond van gevoelens en emoties.”
U zet in uw boek uiteen dat populisten het verleden verheerlijken en zo een gevoelige snaar raken bij veel burgers. Kunt u dat toelichten?
„Het is de mens eigen om het verleden op te pimpen. Herinneringen kleuren we vaak positief in, in strijd met de feiten. Vroeger was het gezelliger, was de jeugd minder verdorven, bestond er minder criminaliteit. Mensen willen terug naar een verleden dat nooit bestond. Populisten spelen daar met nostalgische verhalen handig op in. De Verenigde Oostindische Compagnie was alleen maar goed. Van een kwalijk slavernijverleden willen ze niet horen. FVD-leider Thierry Baudet wil Renaissancescholen. Of neem Wilders met zijn afkeer van de Europese Unie en zijn pleidooi voor terugkeer van de gulden.”
Eenzaamheidscrisis
Eenzaamheid kan burgers in de armen van populisten drijven, betoogt Buijssen. Hij citeert de Engelse hoogleraar economie en activiste Noorena Hertz. Die rept in haar boek ”De eenzame eeuw” van een wereldwijde eenzaamheidscrisis.
U schrijft dat het wij-gevoel dat de populistische politicus cultiveert een aanzuigende werking heeft op iedereen die zich verlaten voelt. Hoe zit dat?
Buijssen: „Ik ben opgegroeid in het kleine Limburgse dorp Hegelsom. Iedereen kende elkaar, bijvoorbeeld via de rooms-katholieke kerk. Nu zijn op allerlei plekken minder onderlinge contacten. In de trein kijkt iedereen op zijn telefoon. Ik ben overigens jaloers op gereformeerde gemeenschappen, waar mensen vaak nog wel naar elkaar omkijken.
Intussen willen burgers wel degelijk deel uitmaken van een groep. Daarom heerst op rally’s van Donald Trump zo’n euforische stemming. Zijn aanhangers hebben het gevoel dat ze ergens bij horen. De duizenden bezoekers van die politieke bijeenkomsten voelen zich familie van elkaar. Ze hebben haast een missionaire drang om anderen te bekeren tot het trumpisme.”
Gevaar
Hét kenmerk van populistische leiders is hun „vreemdelingenhaat”, noteert Buijssen in zijn boek. Hij noemt onder meer Wilders, Trump, president Orbán van Hongarije, Filip Dewinter van het Belgische Vlaams Belang, de Britse politicus Nigel Farage en Marine le Pen van het Franse Rassemblement National. „Populisten geloven tot in hun diepste vezels dat hun land er moet zijn voor autochtonen. Alleen voor hen. ”Houd vreemdelingen buiten de deur en sluit voor hen de grenzen. Ze vormen een groot gevaar voor onze samenleving.” Dit is hun mantra, hun belangrijkste geloofsartikel. Elke keer als de gelegenheid zich voordoet, slaan populisten op dit aambeeld.”
U betoogt in uw boek dat angst voor vreemdelingen in elk mens zit.
„We blijken allemaal een beetje huiverig voor mensen die er anders uitzien. De laatste decennia zijn dat mensen uit landen als Turkije, Marokko, Afghanistan en Syrië. We zagen hoofddoekjes in het straatbeeld verschijnen. Dat is een zichtbare manifestatie van het feit dat onze wereld is veranderd. Iemand als Wilders benoemt dat en verlaagt de schaamtedrempel bij iedereen die ook ongemak voelt over de veranderingen. Als Wilders dan belooft dat hij als het ware de vertrouwde wereld weer terug zal brengen, dat hij Nederland op één zet, dan raakt hij bij velen een gevoelige snaar.”
U stelt in uw boek: „Ik zie de populistische politicus als het grote kwaad.” Waarom?
„Populisten zetten mensen tegen elkaar op. Dat vind ik niet christelijk en niet humanistisch. Ze vergroten pijnpunten in de samenleving altijd uit. Dan kun je denken aan het asielvraagstuk of het verdwijnen van openbaar vervoer in plattelandsdorpen. Populisten buiten onbehagen uit. Ik word daar niet gelukkig van. De handelwijzen van populisten kan zelfs ontaarden in een burgeroorlog. Overal waar populisten aan de macht kwamen, werd getornd aan de rechterlijke macht, de persvrijheid en andere democratische verworvenheden.”
U stelt tegelijkertijd dat het u te makkelijk lijkt om aanhangers van populisten weg te zetten als dom, egoïstisch of onnozel. Kunt u dat toelichten?
„Stemmers op bijvoorbeeld Wilders kunnen goede redenen hebben om onbehagen te voelen. Ik sprak onlangs nog een teammanager van een verpleeghuis. Die klaagde over de ontzettende hoeveelheid protocollen. Hij had het gevoel dat alles van bovenaf werd gedicteerd, door bijvoorbeeld zorgkantoren. Veel werknemers voelen zich als pionnen. Ze vinden dat ze nauwelijks vrijheid hebben hun taken zelf in te vullen. Populistische politici willen dat onbehagen uitbuiten. Ze zeggen telkens dat ze namens „het volk” spreken. Voortdurend hebben populisten als Trump en Wilders het over „wij”. Maar in werkelijkheid draait het om hun eigen persoon.”
In de strijd tegen populisme is het van groot belang dat politici heldere taal spreken, beklemtoont Buijssen in zijn boek. Ze zullen ook het lef moeten hebben om uit te dragen dat de overheid niet alle problemen kan oplossen.
U schrijft dat ook populisten bijvoorbeeld personeelstekorten in de zorg niet kunnen wegwerken.
„Wilders zegt dat extra overheidsgeld personeelstekorten oplost. Maar dat is geen eerlijk verhaal. De overheid kan die lang niet altijd oplossen. We hebben de samenleving nodig. Ik onderstreep graag de beroemde uitspraak van de voormalige Amerikaanse president John F. Kennedy: „Vraag niet wat uw land voor u kan doen, maar vraag wat u voor uw land kunt doen.”
Kinderen zullen vaker voor hun dementerende vader of moeder moeten zorgen. Zelf kom ik uit een arbeidersgezin met twaalf kinderen. Wij konden jarenlang nog voor onze dementerende moeder zorgen. Maar voor moderne gezinnen met één of twee kinderen wordt dat een lastig verhaal. Ik voorspel dat de vergrijzing de komende jaren tot enorme problemen gaat leiden.”
Om onbehagen in de samenleving te verminderen, moeten zeker hogeropgeleiden ervoor waken neer te kijken op mensen die lagerbetaald werk verrichten, bepleit u in uw boek. Hoe zit dat?
„Toen ik mijn boek schreef, was het juist dit thema dat me het meest raakte. Telkens weer blijkt uit allerlei onderzoeken dat mensen de behoefte voelen om gezien te worden. Als ze het idee hebben dat ze over het hoofd worden gezien, worden ze erg opstandig. En vluchten ze naar een sterke, populistische leider.
Uit een opmerkelijk onderzoek van bureau Ipsos blijkt dat het relatief vaak mensen met ernstig overgewicht zijn die PVV stemmen. Natuurlijk moet je oppassen om een direct oorzakelijk verband te leggen tussen iemands gewicht en iemands partijkeuze. Een reeks factoren bepaalt iemands keuze. Maar ergens snap ik heel goed dat mensen met obesitas vaker PVV stemmen. Zij worden vaak niet voor vol aangezien. Ze horen of voelen: Eigen schuld, dikke bult. Vermoedelijk voelen ze zich op dat punt verwant met populisten die door anderen niet voor vol worden aangezien.
Hoe dan ook moeten we mensen uit alle lagen van de bevolking met respect bejegenen. Dus dienen mensen op de werkvloer bijvoorbeeld niet hooghartig te doen tegenover een schoonmaakster. Noem haar niet ”poets” ofzo, maar groet haar. Ik probeer zelf ook mijn steentje bij te dragen. Geregeld komt bij mij thuis in Tilburg een Afrikaanse jongen met rastahaar een pakketje afleveren. Zo’n contact duurt maar tien seconden ofzo. Toch lachen we altijd even naar elkaar, of geven we elkaar een boks. Van de week hoorde ik een kassière bij de Kruidvat Engels praten tegen een klant. „Wat kun jij goed Engels”, complimenteerde ik haar. Ik zag haar glunderen.”